der of meerder doorgaen, ende deselve verlichten. Soo men eenigh Becken half vol Waters doet, ende het in de Sonne set, welcke een Kamer beschijnen, in deser voegen, dat de helft daer van onmiddelijck van de Son beschenen wert, maer d'andere helft in de schaduwe sta. Soo sult gy van dese onse Tinctuur, die wat stercker is, in de beschaduwde helft ende in de beschene helft droppen, soo kont gy, de selve van verscheyde plaetsen beschouwende, na dat men het Water wat sachjes bewogen heeft, verscheyde vermaeckelijcke verschijnselen sien, die te menigvuldigh sijn hier te verhalen.
Soo men een weynigh van dese Tinctuur op een blad wit Papier drupt, soodanigh dat het vocht daer een weynigh dick op legt, ende dat de droppelen dicht by een zijn, soo siet men dat sy eensdeels d' eene koleur, ende anderdeels van een ander koleur deelachtigh zijn, na dat uw Oogh ten opsichte van het licht gestelt is. Maer soo gy nu al het vocht van het Papier afgiet, sult gy ondervinden dat het by na Geel geworden is.
En wanneer gy het blad Papiers, hebbende uw vocht daer opgegoten, by een Venster set, tegens welcke de Sonne stralen vry konnen schijnen, ende soo gy dan uw Rug na de Sonne toekeert, ende een riet ofte eenigh ander dun Lichaem, tussen de Son ende het vocht over dwars houd, sult gy bevinden dat de schaduwe van het Riet in het vocht komende, geen gemeene schaduwe sal zijn, die geheel