rimpelt uyt den Asgrauwen roodachtigh, namentlijck aen haer dun vliesjen daer sy mede bedeckt is. Het Hout selve is Wit, na den Aschgrauwen hellende, maer van reuck ende smaeck soo sterck niet als de Bast. Anders gelijckent dit Hout met sijn Bast wel na den Tamariscus. De bladeren gelijckenen de Vijge-bladen by na, of als jonge Peer-boom bladen, wat spits ende gehoeckt, altijd aen den Boom blijvende, doncker Groen, en wel van reuck, voornamentlijck droog. De Wortelen sijn oneffender dan het Hout, en niet diep in d' Aerde vast, sijnde Aromatiker van reuck, te weten de Bast. Het is hier seer gemeen, ende komt ons veel toe uyt Wingandekaouw. Men seght dat 'er noch een andere soort is, sijnde beter van reuck dan de gemeene, ende van een Geelachtige koleur.
Het Hout is warm ende droogende, maer de Bast is heeter, ende derhalven meer verdroogende. De Wortel is meer geacht dan de Tacken, en de Tacken meer dan de Stam: maer de Bast in sonderheyt van de Wortel, is 't beste dat aen desen Boom te vinden is. Daerom neemt men in 't gebruyck minder quantiteyt van de Wortel als van de Tacken, ende van de Stam wel tweemael soo veel als van de Tacken. Het dient maer een Jaer oud te wesen, ende noch met zijn Bast is bekleed, anders is 't van minder krachten.
Het afziedsel het sy alleen ofte met andere dingen vermenght, wert in alle Jichtiege sieckten en voornamentlijck tegens de Venus sieck-