Oost- en West-Indische Warande
(1694)–Jac. Bontius– AuteursrechtvrijVervattende aldaar de leef- en genees-konst. Met een verhaal van de speceryen, boom- en aard-gewassen, dieren &c. in Oost- en West Indien voorvallende
[pagina 214]
| |
deelen des lichaems. Hier uyt ontstaen Koortsen, Hartvangen, Flauwten, pijn voort Hert, Hert-kloppingen, Tand-knersingen &c. voortbrengen; ende dese hebben gemeenlijck een Cachexie, en een stinckenden Adem, sijnde als doode lichamen, ende ontvlieden nauwlijcks de dood, ten waere sy in 't begin groote vlijt aenwendeden. Doctor. Wat doen sy tot dese soort van Wormen dan? Magister. De Theriakel gebruyckt men, ten ware daer heete koortsen waren. De Onse en oock de Barbaren sijn haer voornaemste middelen de versche vrucht van de seer suyre Caraguata, ende des selfs gedistilleerde vocht, en dat in een kleyne quantiteyt in een Lepel ingegeven, by welcke men om de krachtigheyts wille men wat wilden Honigh menght. Oock sijn seer dienstigh de verse Citroen-saden met Syroop van Arangien en Caraguata gegeven. Vijf of ses droppelen gedistilleerde Olye van Arangien ende Citroenen met voornoemde Syropen ingegeven, sijn dienstigh tegens de Wormen, Herte-pijn, en Buyck-pijnen. Soo in d' onderste Darm Wormen zijn, steeckt men een stuck versch Speck in het Fondement, waer door de Wormen uytgelockt werden. Voorts werden de Neuten van de boom Angelijn van een groote menigte ongeleerden hoop seer gepresen. Maer alsoo sy geen order houden in haer Dosis, soo heb ick gesien dat sy menigen Kind om hals hebben gebracht: maer sijn goed voor stercke Luyden. | |
[pagina 215]
| |
Doctor. Heeft men oock geen Wormen in de Beenen? Magister. Dese heeft men in Guinea, alwaer men de Inwoonders met kleyne stockjes aen de Beenen behangen siet, om welcke iets gewonden was. Ick vraegde wat sulcks beduyde, de Tolck antwoorde, dat het Wormen waren, welcke d' Inwoonders plagen aen de Beenen, Lendenen ende selfs aen het Balsackjen, ende seyde dat dese stuckjes hout waren om de Wormen uyt te winden, die wel drie of vier ellen somtijdts langh sijn. Wanneer ick quam in het Kasteel Mourre, alwaer onse Militie in Garnisoen lagh, vernam ick daer verder na, van wat aert dese Wormen waren, soo antwoorden sy: datse niet veel pijne aenbrachten, ten sy wanneer sy de huyd door booren, want daer gaet'er een seeckere koude voor, ende 't beledigde deel wert rood, gelijck als in een Roos, en dan komen sy buyten: maer daer vloeid te vooren een weynigh waterige stoffe uyt: dit gedaen zijnde, beginnen daer twee hoorntjes uyt te steecken, soo dun als een hair, hebbende de langte van de breete onses kleynsten Vingers: dan komt'er het hooft buyten, dat eenighsins plat is; dan volght het lichaem, soo rond, ende soo dun, als de Snaer die men quart op de Musijck Instrumenten, Discantus geseght, noemt. Doctor. Hoe krijgen sy sulcke lange Wormen daer uyt? Magister. Dese winden sy allenskens en weynigh te gelijck uyt het lichaem, rollende hem | |
[pagina 216]
| |
om dat houtjen, de langte wel van een Vinger op een reyse te gelijck; dan houden sy op; ende sulcks mag maer drie maels des daegs alle daeg geschieden. Doctor. Maer als dese Worm nu eens afbrack, was 'er dan geen swarigheydt te verwachten? Magister. Daer dragen sy seer groote sorge voor, om in het uythalen geen gewelt te doen, en hem afbreecke: want dan begint'er een seer scherp water uyt te loopen, dat in Ulceratien seer groote pijne soude veroorsaecken: d' overblijfsel werden door Ulceratien uytgedreven, het welcke met soo grooten hevigen hitte geschiet, dat men sijn uyterste devoir moet aenwenden, om het deel van het gangreneren t' onthouden. Doctor. Wert onse Natie daer niet mede aengetast? Magister. Ja seecker, want de Hollandtsche Soldaten, wanneer sy daer een Jaer, twee of drie geweest hebben werden op de selfde wijse van die Wormen getormenteert. |
|