Van de Galanga.
Dewijle den Auteur in dit Capittel ten overvloedt van de Galanga gesproken heeft, en hebbe ick niet om hier by te voegen, dan dat dese Wortel het eyge gebruyck heeft met de groene Gember, ende dat dese in plaetse van Kappers, om daer door den appetijt te verwecken, by de Indianen, tot de gebraden visch ende vleesch voorgestelt wert; dese zultinge, die met pekelende azijn geschiet, hebben wy nu menighmael geseyt dat by de Inwoonderen Atsjar genoemt wert.