Oost- en West-Indische Warande
(1694)–Jac. Bontius– AuteursrechtvrijVervattende aldaar de leef- en genees-konst. Met een verhaal van de speceryen, boom- en aard-gewassen, dieren &c. in Oost- en West Indien voorvallende
[pagina 142]
| |
ten-muscaten, zijnde met Azijn ende pekel gezult, doch sulcks moet geschieden met toe-latinge der Oversten, om dat de Eylanden van Banda door onse wapenen t' onder gebracht zijnde, een Provincie der Hollanderen geworden zijn. Na dat dese Noten eenen dag of twee in schoon water geweeckt hebben, soo koockt men die hier safjens ende men confijtse; doch van de schillen ende de gantsche geconfijte Note dient hier geseyt, dat men die in dese plaetsen spaersaem moet gebruycken, vermits de Oly-achtige ende vette dampen, die uyt het eten der selviger tot in de herssenen op-steygeren, een verstoppinge aen de buyckjens der herssenen veroorsaken, waer uyt dan een slaperachtigheyt ontstaet, ja een seeckere doofheyt, in alle de onder-gelegen leden. Ende dat noch meer is, ick hebbe sommige in groot perijckel hares levens gesien, door het al te veel nuttigen deser Noten, die meer dan vierentwintigh uyren sonder gevoelen ende roeren gelegen hebben, even als met die slaep-siekte bevangen zijnde, die men Carus noemt, zijnde een ongetwijffelt teycken, dat de herssenen ende alle de zenuwen niet weynigh besieckt en waren. Daer benevens koocken de Inwoonderen van Banda, ende nu oock de onse, uyt den groenen bolster van de Noten-muscaten, een pap of moes dat niet onaengenaem en is, heel na komende die kost, die men in 't Vaderlandt appel-moes noemt, uyt suyre Appelen gemaeckt zijnde. Maer die dese pap genuttight hebben, vertellen my ter goeder trouw, dat | |
[pagina 143]
| |
dese kost mede, die nu genoemde doofheydt der leden; ende slaperachtigheyt aenbrenght. |
|