Oost- en West-Indische Warande
(1694)–Jac. Bontius– AuteursrechtvrijVervattende aldaar de leef- en genees-konst. Met een verhaal van de speceryen, boom- en aard-gewassen, dieren &c. in Oost- en West Indien voorvallende
[pagina 54]
| |
EEN sekere moeyelijcke sieckte plagh hier de menschen te plagen, die by de Ingelanden Beriberij genoemt wert, het welck in onse Tale een Schaep beteeckent. Ick houde dat den naem hier uyt sijnen oorspronck genomen heeft, om dat de gene die met dese sieckte gequelt zijn door ʼt knicken haerder knyen, ende het kort op-heffen haerder voeten, der Schaepen gangh na-bootsen. Het is een soorte van beroertheyt, of om beter te seggen, een soorte van trillinge, want het verbijstert beyde roeren ende gevoelen, niet alleen der handen ende der voeten, maer somwijlen oock des geheele lichaems, ende doet het selvige trillende beven. De voornaemste oorsake deses sieckte is een dick taey lijmachtigh pituiteus humeur, dat des naghts insonderheyt als het regenachtigh weder is (het welcke hier duyrt van November tot Mey toe) de zenuwen bevangt: want de menschen door de hitte des daegs vermoeyt zijnde, werpen des nachts lichtelijck alle het decksel ende de Lakenen van haer lijf af, waer door die Phlegmatijcke vochtigheyt, die nu alreede in de Herssenen gegroeyt is, de zenuwen | |
[pagina 55]
| |
des nachts lichtelijck bequylt: want de nachten mogen hier by vergelijckenisse van de hitte des daeghs wel kout genoemt werden. In dit geval, ʼt gene vremt is, werden de leden langer als sy te voren waren, ende niet korter ofte tʼ samen-getrocken, vermits dese Phlegmatijcke vochtigheyt sigh tusschen de juncturen ofte tʼ samen-littingen weet in te voegen, alsoo dat de zenuwen ende de banden hiet door toe geven ende verreckt werden. Ende al-hoe-wel dese sieckte meesten tijdt van langer handt ende met trappen yemant is bevangende, soo overvalt sy nochtans somwijlen onversiens ende schielijcken, namentlijck wanneer de menschen heet ende vermoeyt zijnde, den dranck die uyt den Indiaenschen Palm-boom komt, overvloedigh ende schielijck in-swelgen. Even gelijck wy menighmael in ʼt Vaderlant gesien hebben, dat de gene die in de Honts-dagen door ʼt loopen ofte andere oeffeningh vermoeyt zijnde, kout Bier ofte kouwe Karne-melk schielijck in-swolgen, daer door in groot perijckel hares levens geraeckt te zijn, ja somwijlen daer van gestorven te wesen. Vorders zijn de teyckenen van dit quaet voor ʼt gesichte kenbaer: want daer is een mafheyt ende een van selfs gekomen vermoeytheyt door het gantsche lichaem: roeren ende gevoelen wert bedorven, maer insonderheyt in armen en beenen, by de welcke een sekere doof heyt blijft, ende soodanige tintelinge, gelijck men in ʼt Vaderlant gewoon is te voelen als men lang kouw geleden ofte sneeuw gehandelt heeft: of om plat duytsch te spreeken, handen en voeten slapen, ende de stemme wert | |
[pagina 56]
| |
somwijlen in dier voegen belet, dat den siecken nauwlijcks onderscheydentlijcken kan spreeken: Het welcke aen my selfs gebeurt is, want als ick aen dese sieckte lagh, was my de spraeck so kleyn een geheele maent langh, dat ick nauwlijcks van yemanden kon verstaen werden. Somwijlen komender, behalve dese, noch andere sijmptomata ofte toe-vallen by, welcke alle nochtans na een taey kout vochtigh humeur swemen: wy sullen ons met dese voorname genoegen. Laet ons dan de genesinge by der handt nemen, die hier ordinaeris langhsaem toe gaet, dewijle namentlijcken dat taey ende kout humeur swaerlijken wijcken wil: doch dese sieckte is (meestendeel) uyt eygen aert niet doodelijck, ten ware dat sy de musculen des borsts ende der ribben bevangen hadden, ende alsoo aen de geesten ende spraeck de wegh af sneed. Maer men moet daer insonderheyt sorge voor dragen, indien het immers eenighsints mogelijck is, dat men niet te bedde gaet leggen, maer dat men al wandelende of al rijdende, of door eenige andere diergelijcke stercke beweginge, de leden rad houdt, dog het loopen is onmogelijck. Het sterck vrijven der leden, selfs dat ʼet seer doet, is hier heel nootsakelijk, daer hier de slaven van Bengala ende de vrouwen van Malacca gevoegelijck mede weten om te gaen. Want ons volck is sulcken werck niet gewoon, so weynigh als de Badt-stoven, die hier mede in groot gebruyck zijn. Men maeckt hier stoovingen ende badingen met dat edele kruydt, dat men Lagondi noemt, het welke van een fatsoen ende bladeren is als de water- | |
[pagina 57]
| |
peper in Hollant, doch is van heel goeden reuck ende specery-achtigh; ende en verstreckt ons niet alleen de Camille ende Malloote-bloemen, maer heeft in ʼt discutieren ende resolveren, mijns oordeels, veel grooter kragt dan dese voornoemde; hier benevens bestrijckt men de handen ende voeten met oly van Nagelen ende Foelije, met olye van Rosen vermengt zijnde: want alleen gebruyckt zijnde, zijn die te brandig, ende souden heel licht de huyt doorbijten. Daer behalven hebben wy noch een seekere edele soorte van Naphta, die over gestiert wert van Sumatra, het welcke recht tegen over in 't gesichte van het Rijck Java gelegen is, welcke Naphta by de Indianen Minjac Tana genoemt wert, het welck soo veel te seggen is, als olye der aerden, om dat het even als het by ons bekende birumen, dat wy Peter-olye noemen, uyt het aertrijck opwelt; of uyt de Rotsen in de ondergelegene Rivieren neder gestort wert. Desen olye wert van die Barbaren in so grooten waerde gehouden, dat den Koningh van Achynen, die den aldermachtighsten heerscher van dat Eylandt is, op straffe des levens verbiedt de selvige uyt het landt te voeren: alsoo dat de Inwoonderen de selvige steels-wijse in de duysterste nachten tot ons brengen, wanneer eenige van onse ofte Engelse schepen ontrent hare oevers genaecken. Dese olye op de beseerde parthyen gesmeert zijnde, vertroost de Siecken tot mirakel toe. Dogh hy is swaer van reuck, nochtans niet tot walgens toe. Maer alsoo dit een lang-duyrende sieckte is, soo en isser niet soo dienstigh in de selvige, dan | |
[pagina 58]
| |
decoctien gemaeckt uyt de wortelen van China Sarsaparilla, ende uyt het Lignum guajacum, de welcke door hare safte, ende ons lichaem aengename warmte, die koude dicke taeye humeuren wacker deur het sweeten ende water maken, weten te verdunnen ende uyt te drijven. Insonderheyt wanneer men ondertusschen gevoegelijcke Purgatien van onderen weet te wege te brengen, onder de welcke wel het voornaemste is een seeker Extractum, 't welck hier gemaeckt wert uyt Aloë ende Gutta Cambodja, alsoo te recht genoemt, (ende quaet-taligh by ons Gutta Camba.) wiens beschrijvinge wy hier na in 't breede sullen geven. Het Bloet-laten is in dese siekte onbehoorlijk: want de volheyt maeckt hier het quaet niet, maer de quade humeuren. Ende wie en weet niet dat het Bloet de fonteyne der warmte, ende den schat des levens is? Vorders werden de overblijfselen deses siekte gevoegelijcken uytgedreven door Veneetse Theriakel, door Methridaet, &c. ende door Medicamenten die doen waterloosen, ende door soodanige die de zenuwen verstercken. De vordere moeyelijckheden deses quaets, plegen een tijdige lijfs-oeffeninge, ende de stercke kracht der nature, te genesen. |
|