Der leken spieghel
(1844-1848)–Jan van Boendale– AuteursrechtvrijLeerdicht van den jare 1330
C.
|
Cesseren, II. c. 17. v. 144, ophouden. Fr. cesser. Zie Cissen. |
Cheins o., I. c. 35. v. 43, c. 44. v. 34, II. c. 15. v. 49 (m.), 59, cijns, schatting, belasting. Lat. census. |
Chierheit, - ede (var. sierhede), I. c. 21. v. 28, II. c. 4. v. 41, c. 7. v. 19, c. 11. v. 33, III. c. 3. v. 740, c. 9. v. 131, sieraad, kostbaarheid. |
Chierlijc, - ike adj., II. c. 45. v. 198, kostbaar, prachtig. |
Cissen intr. (ciste, ghecist), II. c. 11. v. 53 (var. cesseren), ophouden, stilhouden. Zonder cissen (var. chissen en cessen), II. c. 48. v. 240, zonder ophouden; chissen trans., II. c. 50. v. 56, doen ophouden, ten einde brengen |
[pagina 395]
(een twist), ook, in zachteren zin, II. c. 60. v. 100, doen ophouden, bijleggen, waar de var. ghetsist heeft. Hiertoe behoort ook Ghechissen (var. ghecissen), III. c. 3. v. 761, doen ophouden, doen bedaren. Zie ald. en vgl. velthem, bl. 333:
Si was die hoveste die men wiste.
Alle quade dinge si chiste.
Bij de uitdrukking, ook bij kil. vermeld: de kercke is in cesse, vergelijke men de zegswijze bij bredero, Moortje, bl. 12, waar het van een bankeroetier heet: ‘hij loopt om een ces,’ d.i. eene acte, waarbij stilstand van zaken wordt uitgesproken, faillietverklaring. |
- voetnoot(*)
- De Antw. Uitg., zegt men, heeft ghetes in plaats van ghesces, en zoo heeft ook het Comb. HS. volgens den afdruk van kausler (Denkmäler, II. bl. 656). Doch juist dit bevestigt mijne verklaring van ghesces; want ik twijfel niet, of bij naauwkeurig toezien zal men niet ghetes, maar gheces lezen. - Cesse als sacristitium lees ik ook bij kausler, Rijmkr. vs. 7982. En waarin die bestond, wordt vs. 7956-61 verklaard.