Lekenspiegel
(2003)–Jan van Boendale– Auteursrechtelijk beschermd49 Het begin van het Tweede boekHet tweede boek vangt hier aan. Het zal u uitleggen hoe het Nieuwe Testament begint en het Oude eindigt, dat vele jaren duurde in duisternis. Ook zal het vertellen hoe de opschudding die Eva teweegbracht ten nadele van de mensheid, en de helse pijnen teniet zullen worden gedaan door een Kind dat de Vader | |
[pagina 93]
| |
hier naar dit tranendal heeft gezonden. Daardoor bezorgt Hij ons de eeuwige hemelse zaligheid, die nooit meer zal eindigen. Lieve kinderen, bedenk goed hoe je de eeuwige zaligheid kunt bereiken! Wie van het geloof afdwaalt, is dommer dan een rund. God houdt zoveel van de mensheid dat Hij zelfs zijn Zoon liet kruisigen en dat Hij Hem aan dat kruis zwart liet worden als inkt en droog als een vel perkament. Zijn Zoon kreeg vele wonden toegebracht; wonden waaruit het edele Sacrament tot ons behoud voortkwam. Dat Sacrament hebben wij nog steeds en het vernietigt de macht van de duivel. Geloofd zij Hij Die ons zijn genade zendt! Het tweede boek zal ook vertellen over de geboorte van Maria, over de boodschap van de engel en over hoe zij de Redder van de mensheid ter wereld bracht. Vervolgens zal het gaan over hoe Hij op aarde verbleef, hoe Hij wonderen bewerkstelligde als een ware God, hoe Hij de nooit eerder gehoorde woorden van zijn Vader verkondigde. U zult horen over de pijnen die Hij leed, hoe Hij op dappere wijze streed tot de dood, hoe Hij met ziel en lichaam opsteeg naar zijn Vader. Tot slot zult u horen hoe hij aan het einde der tijden zal komen om te oordelen over alle mensen, waarbij ieder zijn verdiende loon zal krijgen voor wat hij op aarde heeft gedaan. Bij deze onderwerpen zullen andere zaken aangesneden worden die nuttig zijn voor het bereiken van de eeuwige zaligheid voor ziel en lichaam. | |
Samenvatting 50-88God kreeg medelijden met de mensheid en zond zijn Zoon. Zowel Jozef als Maria stamden af van koning David: Jozef van Salomo, Maria van Nathan. Volgens de Scholasticaaant. en Bedaaant. zou die afstamming in een boek in de tempel bewaard worden, maar koning Herodes heeft dat laten verbranden zodat hij kon beweren van David af te stammen. Er waren echter nog joden die wisten hoe de vork | |
[pagina 94]
| |
in de steel zat. (50) Anna, de moeder van Maria, had een zuster Emeria geheten. En die had twee kinderen, namelijk Elisabeth, de moeder van Johannes de Doper, en Eliud, de grootvader van Sint Servaas. Na de dood van Joachim huwde Anna met Cleophas, bij wie ze wederom een dochter Maria kreeg, de moeder van Jacobus de Mindere, Jozef, Simon en Judas. Anna trouwde een derde keer met Salomas: hun dochter Maria was de moeder van Jacobus de Meerdere en Johannes de Evangelist. (51) Volgens Hieronymus bleef het huwelijk van Joachim en Anna lange tijd kinderloos. Joachim werd daarom zelfs uit de tempel in Jeruzalem verjaagd. Diep beschaamd trok hij zich terug bij zijn kudden, waar hem een engel verscheen die hem voorzegde dat zijn vrouw ondanks haar gevorderde leeftijd zwanger zou worden. Daarna bracht de engel Anna dezelfde boodschap. Dolgelukkig ontmoetten de echtelieden elkaar bij de Gouden Poort te Jeruzalem. Dit geschiedde op 8 december en negen maanden later, dus op 8 september, werd Maria, geboren: 5184 jaar na het begin van de wereld. Met de geboorte van Maria werd de weg naar de hemel weer geopend. (52) Op driejarige leeftijd werd Maria naar de tempel gebracht. Zonder hulp wist de peuter de vijftien hoge traptreden te beklimmen. Maria bleef in de tempel, waar een engel haar dagelijks brood bracht. (53) Zodra de tempelmaagden dertien jaar waren, traden ze in het huwelijk. Maria wilde zich echter uitsluitend in Gods dienst stellen. De joodse bisschop hoorde van een stem uit de hemel dat alle mannen uit het geslacht van David met een dorre tak naar de tempel moesten komen. Hij wiens tak ging bloeien en op wiens hek een duif ging zitten, zou Maria's bruidegom worden. De al wat bejaarde Jozef was ook van de partij. Uit schaamte verborg hij de tak onder zijn kleren, maar het werd ontdekt: zijn tak stond in bloei en hij moest dus met Maria trouwen. (54) Terwijl Jozef bezig was met de voorbereidingen voor de bruiloft, boodschapte de engel Gabriël Maria dat ze moeder zou worden van Gods Zoon, maar toch maagd zou blijven. (55, 56) Zodra Jozef merkte dat Maria zwanger was, wilde hij haar verlaten, maar een engel bracht hem op andere gedachten. (57) | |
[pagina 95]
| |
Onderweg naar Bethlehem ziet Maria twee groepen mensen lopen: de ene blij, de andere bedroefd. Jozef gelooft dat niet, maar een engel legt hem uit dat de bedroefde mensen de joden zijn en de anderen degenen die in God geloven. In Bethlehem slaan Jozef en Maria hun bivak op in een donker hol. Zodra Maria daar binnentreedt, wordt de grot helder verlicht. Vóór de geboorte wil een vroedvrouw meten hoe het met Maria is: zij ontdekt dat Maria nog steeds maagd is. Een andere vroedvrouw gelooft dat niet en toucheert Maria eveneens: haar hand verdort onmiddellijk. Daarna wordt Jezus geboren. (58) Veel van wat over Jezus' jeugd wordt verteld, wordt door de kerk niet aanvaard, omdat de vier evangelisten er niets over melden. Hieronymus heeft het echter uit het Hebreeuws in het Latijn vertaald. Daarom vertelt Boendale over hetgeen Jezus vóór zijn dertigste meemaakte. (59) Engelen brengen de herders op de hoogte van de geboorte van Jezus en overal ter wereld vinden wonderen plaats. Bileam, een heidense profeet, had voorspeld dat er een bijzondere ster aan het firmament zou verschijnen als de koning van hemel en aarde geboren zou worden. Twaalf wijze en verstandige mannen uit het geslacht van Bileam houden de hemel constant in de gaten: zij vertellen aan de drie koningen dat de ster verschenen is. (60) Geleid door de ster gaan de drie koningen naar Bethlehem, waar de ster boven de grot blijft stilstaan. Vóór en ná de aanbidding praten de drie koningen met Jozef. 's Nachts maant een engel hen koning Herodes niet opnieuw te bezoeken. (61, 62, 63) Omdat keizer Augustus heel de wereld vrede heeft gebracht, wilden de Romeinen hem tot god verheffen, maar dat weigerde de keizer. Hij vroeg raad aan de sibille: zij zag op een altaar een maagd met een zoon in haar handen.aant. Op die plek verrees later de Maria-kerk op het Capitool waar de minderbroeders nu wonen. Tijdens de geboortenacht gebeurden nog veel meer wonderen. (64) Zodra Herodes merkte dat de drie koningen niet naar hem teruggekeerd waren, gaf hij bevel alle kinderen onder de twee jaar in Bethlehem te doden. De Onnozele Kinderen maren de allereerste | |
[pagina 96]
| |
martelaren. Gewaarschuwd door een engel maren Jozef en Maria met Jezus naar Egypte gevlucht. (65) Toen Elisabeth hoorde van de slachting die Herodes liet aanrichten, vluchtte ze met haar zoon Johannes een berg op. Op de top gekomen maakte God een opening, zodat ze veilig waren. Ondertussen probeerden Herodes' dienaren van Zacharias aan de weet te komen waar zijn zoon was. Omdat Zacharias dat weigerde te zeggen, werd hij in koelen bloede vermoord. Op de veertigste dag bracht men Jezus naar de tempel, waar hij door Simeon werd vastgehouden en waar de profetes Anna voorzegde dat Hij de Verlosser was. Elisabeth en Johannes werden in de berggrot door een engel van voedsel voorzien. Johannes was de voorloper van Christus, de wegbereider. (66) Tijdens de tocht door de woestijn komen wilde beesten Jezus eer betuigen; een palmboom buigt zich voorover zodat de vruchten geplukt kunnen worden; wanneer men dorst heeft, ontspringt een bron. En plots is men in Egypte: op één dag is een route van dertig dagen afgelegd. (67) In een stad in Egypte vallen alle afgoden spontaan van hun sokkels en storten de tempels in. Vele mensen bekeren zich. Tijdens zijn verblijf spekt Jezus een dode, gezouten vis tot leven. En de fontein waarin Maria de was deed, wordt door de Egyptenaren nog steeds in ere gehouden. (68) Na Herodes' dood keerden Jozef, Maria en Jezus terug naar Nazareth; Jezus was toen een jaar of vijf. Op een dag zat Hij aan de oever van de Jordaan te spelen: Hij had twaalf putjes gemaakt die Hij naar believen kon laten vol- of leeglopen met water uit de Jordaan. Een jongetje was jaloers en maakte de putjes kapot. Daarop vervloekte Jezus hem, zodat hij dood neerviel. Op verzoek van Maria en Jozef wekte Jezus het knaapje weer tot leven. (69) Niet lang daarna maakte Jezus op een zaterdag twaalf vogeltjes van aarde. Een jongetje zag dat en liep naar Jozef, omdat Jezus de sabbatsrust niet gehouden had. Jozef berispte Jezus, maar Hij sloeg zijn handen tegen elkaar en de vogeltjes vlogen weg. (70) Twee jongetjes die Jezus pestten, bleven dood; later wekte Jezus | |
[pagina 97]
| |
hen weer tot leven. (71) Op zekere dag wordt Jozef gekapitteld door ene Zacharias, omdat hij Jezus niet naar school stuurt. Jezus weet echter alles al. (72) Jezus gaat naar school, maar Hij overtreft zijn onderwijzers in wijsheid. (73) Op een zaterdag valt een kind van de zolder en breekt zijn nek. Maria verzoekt Jezus het kind weer lot leven te wekken. (74) Toen Jezus zes was, verhuisden ze naar Jericho. Daar ging Jezus eens water halen bij een bron. Een jongetje maakte Jezus' kruik echter kapot. Daarop schepte Jezus al het water in zijn mantel. (75) Na een wonderbaarlijke tarweoogst (76) leefde in de woestijn tussen Jericho en de Jordaan een leeuwin niet haar jongen. Iedereen was daar bang voor, maar de achtjarige Jezus ging er onverschrokken op af en de wilde beesten gingen rustig aan zijn voetjes liggen. Daarop beval Jezus de leeuwen terug te keren naar de plek waar ze vandaan kwamen. (77) Jozef was een bed aan het timmeren en vroeg Jezus een plank af te zagen. Jezus mat de plank niet, zodat die te kort was. Daarop werd Jozef kwaad. Beiden begonnen te trekken aan de plank: daarna paste hij perfect. (78) Een onderwijzer die Jezus niet een roede op het hoofd slaat, valt dood neer. (79) De priesters willen dat Jezus naar school gaat. Uiteindelijk gebeurt dat ook: op de eerste dag neemt Jezus het boek uit handen van de onderwijzer en begint te preken over de ene God. Daarna verhuizen ze naar Kafarnaüm. (80) Nadat Jezus in Kafarnaüm een doodzieke man heeft genezen, gaan ze in Bethlehem wonen. (81) Jacob, de oudste zoon van Jozef, moet groente en kruiden plukken. Hij wordt gebeten door een giftige slang. Jezus redt Jacob. (82) Wanneer de familie aan tafel zit, macht men altijd tot Jezus zijn zegen heeft uitgesproken. Als Hij slaapt, wordt Hij omgeven door een helder licht. Hiermee eindigt Jezus' jeugdgeschiedenis. (83) Na een hoofdstuk (84) waarin Boendale slechts meldt dat Jezus vele wonderen heeft verricht, volgt een integrale vertaling van het Evangelie van Nicodemus. In dit apocriefe geschrift wordt een | |
[pagina 98]
| |
hoofdrol toebedeeld aan Pontius Pilatus. Eerst wordt de rechtszaak legen Jezus beschreven, daarna volgen de gebeurtenissen na Jezus' verrijzenis en hemelvaart en ten slotte wordt verslag gedaan van Jezus' afdaling naar de hel. (85) In een brief aan keizer Claudius wijst Pilatus er nogmaals op dat hij geen schuld heeft aan de dood van Christus. (86) In hoofdstuk 87 onderstreept Boendale nogmaals dat het geschrift van Nicodemus betrouwbaar is: Nicodemus had alles met eigen ogen aanschouwd. Hemelvaart en Pinksteren ronden Jezus' levensbeschrijving af. (88) |
|