Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 327] [p. 327] Aan Mijn Heer en ge-eerde Vriend Francisco Snellinx, Nederduidsche Puik-Dichter. Over Celestynees Afbeelding. Haec mihi jam pridem solatia bina paravi. DOor Buns, die aan van Dijk In 't schild'ren is gelijk, En Flink, sijn Meester eerst, in 't korten achterhaalt, Heb ik mijn Celestyn onweetend afgemaalt. Die ronde gulde Plaat, Daar haar gesicht op staat, Dat blank en bloosend is, en Ieenig sonder vlakje, Draag ik tot oog-vermaak beslooten in mijn sakje. Ik had na oogen-schijn Maar eene Celestyn, En nu heb ik'er twee door middel van dit Beeld, En echter noch maar een, die sich in twee verdeelt. Ik mogt die lieve Maagd Niet kussen ongevraagt, [pagina 328] [p. 328] Noch streelen na mijn lust en Sielens welgeval, Nu heb ik in dit beeld mijn wensch en wellust al. Nu kus ik sonder taal Haar duisend duisend-maal, En heb in 't Godlijk beeld een Siel-vernoegde lust, Ja grooter als wanneer gy Rosabella kust. Indien mijn Celestyn, Mijn Ega niet mag sijn, Maar blijft my even wreed en drijft my van haar af, So dank ik Buns noch, die my haars gelijkken gaf. Vorige Volgende