Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne
(1663)–Joan Blasius– AuteursrechtvrijOp haar Afkeerigheid,ALs ik wil, dan wilt gy niet,
Als ik niet wil, dan wilt gy,
Wanneer of het dan geschiet
Dat wy kiesen eene ry?
| |
[pagina 329]
| |
Op haar Hart.PUrper verw speelt op uw weesen,
En uw Hart is kout als loot,
Mijn gesicht word bleek beleesen,
En mijn brand in 't Hart is groot.
Wat is dan mijn Celestyn,
Uw Lot beeter als het mijn!
| |
Op haar Volmaaktheyd.GElukkig is hy die u siet,
Gelukkiger die u mag hooren.
Een halve God die u siet glooren,
Een heele God die u geniet.
| |
Op haar verkeerde Sin.NU de winter speelt sijn rol,
Schept gy snee met handen vol.
Maar eer dat gy voelt de snee,
Druipt die waatrig door uw Vingren.
't Gaat met die geen ook so mee
Die op uw gesicht verslingren.
| |
[pagina 330]
| |
Hoe groot sijn Liefde is.IK poogde meenigwerf mijn Engel te verhaalen,
Hoe groot de brand was, die my browde so veel quaalen,
Maar t'elkens wierd de klacht van Venus onderschept,
Die swijgt, nu ik swijg, wijl mijn pen daar dus van rept;
Ik min u Celestyn, meer als gy oit bevind.
Hy mint niet, so 't hehoort, die weet hoe seer hy mind.
| |
In Afweesen.IK kan niet slaapen. Hoe! wat mag dit sijn?
Ik merk dat ik niet ben by Celestyn.
| |
Op haar Snee-ballen.GY blank als snee, speelt met de snee.
Maar Celestyn speel so daar mee,
Dat hier de wreedheid eerst ga af,
Eer uw de blankke verw begaf.
| |
[pagina 331]
| |
Op mijn Onreedlijkheid.SEgt gy dat ik meenig woord
Celestyne, lief en wreede,
Reedloos spreek, dat u verstoort?
Die in 't minnen spreekt met reede',
Is geen Minnaar so 't behoort.
|
|