Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 214] [p. 214] Aan Mijn Broederlijkke Vriend Jongk-Heer Francoys Marcellus, Rechts-Geleerde, &c. Over Celestyne Blankke Bruynette. Nunc possunt sociis ista coire modis. EEn Bruyne Maagd dunkt my is Minnesoet, En schrander van vernuft, om af te meeten Haar schoonheid, die sy daar na gelden doet; De Liefde in haar oogen schijnt geseeten, En dwingt het al met seedig soet-geweld, En doet geneegentheid na wensch verjaaren. Een Blankke is ingoed, en die sich stelt Gevoeglijk, om 'twel-willen t' eevenaaren Van haare Minnaars, en die waard te sijn: Haar Oogje vleit, dat Harten kan bekooren, Met vleiende en vriendelijkke schijn; Dees heeft meer voordeel om verliefde glooren. [pagina 215] [p. 215] 't Ontvonkken door een mins geneegentheid. Dus word een Bruyn' en Blankke Maagd beschreeven, Vraagt gy wat verw my in mijn Hartje leit? So weet dat ik u naaw kan antwoord geeven; Indien ik prees de Bruyne Verw het meest, Het was, om dat die meest gelijkt na mijne. Seg ik dat my een Blankke Verw beleest, So sal de drift van mijn natuur verschijne. Ik prijs dan geen van tween, maar bey te saam. Een opslag van een Siel-betoovrend oogje Gesuikkert met een lach, is aangenaam, Wiens aartge soetheid browt een minne-loogje. Ik min het ingoed en het minne-soet, Dat min ontsteekken kan en kan doen duure'. Een Blankke Bruyne is my meer als goed. Dan sijn wy van een Verw en een Natuure. Vraagt gy, wie 't is, die Blank en Bruyn kan sijn? Het is een Heemels-Kind, mijn Celestyn. Vorige Volgende