Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] H. Op haar wreedheyd. Wys; 'k Heb meenig Pint en Kan. 1. HOe leef ik Fidamant In sulk een ongeluk En endeloose smarten! Mijn echtelijke brand En ongeveynfde druk Mijn Lief niet gaat ter harten. Sy harder als een steen, Die door het nat word week, Verweekt door geen geween, Noch Minnaars trow gesmeek. bis. 2. Schoon ik aan Celestyn Mijn bleekke kaakken toon, En wijs hoe die vervallen, En klaag mijn Minne-pijn, En bid om weeder loon, Sy acht het niet met allen. Al seg ik hoe sy my In 't sin speelt dag en nacht; Sy haat mijn minnery En lacht met al mijn klacht. bis. [pagina 127] [p. 127] 3. Indien sy niet en was De schoonste die men vind In Amstels-Stad gebooren, 'k Sou meenen, dat een Das Of Tygerin dat Kind Geteelt had sonder glooren. Sy seyt, ik weet niet, wat Gevry of Liefde is, En minder niet als dat Quam oyt in mijn gewis. bis. 4. So ik haar eewig sow Om deese echte strik En meededoogen vrijen, En nimmer erven trow, Soo geef Jupijn, dat ik Mijn Liefde set ter zyen. Tot dat mijn Celestyn My min, en ik haar niet, Dan sal ten ende sijn Mijn onderling verdriet. bis. Vorige Volgende