Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne
(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij
[pagina 121]
| |
[pagina 122]
| |
2.
My docht ik in de Myrte schaaw
Een middag slaapjen opnam aan de bron:
Daar ik heel minnelijk en naaw
Be-oogt wierd van mijn Lief, mijn Maagde-Son:
Nu scheen sy sachjes toe te treên, om my
Te steuren, en dan trad sy weer ter zy.
3.
Sy droeg sich daar so vriendelijk
En scheen so minlijk in mijn oog te sijn.
Dat ik in twijffel viel, gelijk
Als of die Nymf niet was mijn Celestyn,
Maar och sy was my al te wel bekent,
Sy had my tot haar wreetheyd lang gewent.
4.
Sy sprong dan eyndlijk uyt het groen
En ylde bevend na mijn plaats van rust,
Daar sy haar Hartjen op te doen
En my te minne-streelen wierd belust.
Sy boog sich neer, en kuste, wreedheyd moe
Mijn Mond, en Kaakjes, elk tot tienmaal toe.
| |
[pagina 123]
| |
5.
Die serrep-soete Lippe-druk
Daar ik na hijgde my ontwaakken dee.
Ik socht rontom na dat geluk
Maar och! het hield by my geen langer stee.
Mijn Lief was weg, die gunde Fidamant
Niet dan een Roose-geur in d'ydle hand.
6.
Hoe word een minnaar dus gevleyt
Door Nacht-gesichten, die niet waar en sijn!
Is my niet anders toegeleyt
Voor so veel jaren smart en Minne-pijn?
Cypres paay so somtijds slechts mijn verdriet,
Die korte vreugdacht ik noch meer als niet.
|
|