Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] Op de Reegen-buy onder 't wandelen. Wys; Die mind die lijd veel pijn. 1. IK quam niet lang verleên Ter kamer van mijn Lief, en Siels-voogdes. Daar ik in needrigheên Als Dienaar acht gaf op de wil van mijn Meestres. Mijn wil is niet, Wanneer die Maagd gebied. Och! dat ik onbelet Mogt eewig luystren na haarwet. 2. 't Was niet genoeg gedaan By haar te sitten; maar ik bad die schoone Son! Ook met haar uyt te gaan, Dat ik, hoe seer ik bad, niet eens verwerven kon. Sy sag niet aan. De vloed van mijn getraan 't Was ydel, of ik bad, En d'oogen bey vol druppels had. 3. Noch eyndlijk tratmen uyt, En ging de straaten langs te saamen hand aanhand; Maar siet de lucht ontsluyt En stort een reegen-vlaag, ons hinderlijk; sy band. [pagina 107] [p. 107] Haar goedheyd veer, En sweert, dat ik niet weer, Hoe veel ik bid of schrey, Als Minnaar haar uyt wandlen ley. 4. Verset uw opset Lief Ik ken my sonder schuld, gy weet mijn trouwe min Schoon Reegen valt, wat grief Moet my dat brouwen? ey, siet gy de Reegen in Sie mijn getraan. En ook mijn Liefde aan. Soo u dat nat misdoet, Voer u mijn oog-nat ook te moed. 5. Wat nat moet waarder sijn, Dat van den Heemel valt, of dat een Minnaar stort? Die sich door minne-pijn Tot schreyen om sijn Lief in 't hart voelt aangeport. Stoort dit uw sin? Neem acht weer op mijn min. Laat mijn getraan vergoên Al wat de Reegen kon misdoen. Vorige Volgende