Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXII. Kusje. Hy verwondert sich over haare soet-en bitterheyd. GY die geheel als Hooning sijt En soet, ja soeter als den Honing, En 't soet niet soeter is in tijd, Hoe schiet gy wrange, uyt de wooning Van uwe oogjes schicht op schicht Gedoopt in gal en bitterheeden, En schenkt my met uw mond gewrigt Die bitterheyd soo teegens reeden? [pagina 36] [p. 36] En weer mijn lief, mijn morgen-ster, Die bitter sijt in al uw weesen, Dat bitter niet is bitterder, Seg Celestyn hoe kan het weesen Dat my u Lipjes als een roos, So Hooning soete kusjes schenkken? So soete kusjes als Ambroos Dat ik niet soeters kan bedenkken. Hoe schiet gy uyt uw lodder oogen So minnelijke Minne-schacht? Heeft uw gesicht so groot vermoogen? Schuylt in uw Lipjes sulk een kracht? Dat sy gelukkig my doen leeven Door Hooning, soet en gaadeloos; Dat sy rampsalig my doen sneeven Door bitt're gal, die ik verkoos? ô Bitterheyd, die al te soet is! ô Soetheyd, die te bitter roet is! Vorige Volgende