Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXII. Kusje. Dat sy wreeder is, als Donder en Blixem. IK quam by Celestyn niet lang verleen, Des middags so het scheen, Toen God Jupijn onsienbre Blixems schoot, En met sijn Donder-kloot Verpoosde dat dry-puntig Heemel vuur, Wiens glinst'rend blaaw Azuur Verbrooken door 'tgedruys geen stilstand vond, Juyst quam ik deese stond Ter kamer van mijn lieve Celestyn, Sy flaaw naa oogen schijn, En door een maagde vrees ter neer gevelt, Viel echter heel ontstelt Om hulp in mijn' haar Minnaars armen bey. Help, riep sy met gevley, Help mijn benaawtheyd en bewaard my nu. Ik die geen onweer schuw Sloeg flux mijn armen om haar angstich lijf En sette tot verblijf Haar hygend rifje op mijn rechter knie En sey, mijn Hooning bie, [pagina 35] [p. 35] Mijn loddre Nymf, mijn hert, mijn Celestyn Hoe kan het mooglijk sijn Dat gy mijn hulp begeert, en wilt dat ik, Nu gy sijt vol van schrik, Voor Blixem scheut en Donderend gebaar U help en u bewaar? Help my veel liever, mijn verkoore maagd, My die gy nooyt ontsaagt, Maar met uw ooghjes daar de dood in steekt, Al heb ik vaak gesmeekt, My diep geraakt hebt in mijn ingewand. Gy schiet dan met een brand Die schigten uyt den throon van uw gesicht, Waar voor den Blixem swicht Ja Donders en wat ik meer schriklijk sie, Sijn niet soo wreed als die. Vorige Volgende