Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] IX. Kusje. Hy begeert, dat sy hem gestadig kus. MYn Engel, mijn Godin, mijn Licht, mijn Lam, mijn Duyf Laat in mijn blaakkend hart, veel vlammen glippen, Die ik bedwing, of weer verschuyf Door 't nat gekus en reeg'nen haarer Lippen. Gun, dat ik met den daw, van die uw vochte mond De heete brand bespreng, die in mijn hart ontstond. Helaas! wat wensch ik? Spaar dat Nimfje, en verbergt Uw Lipjes als een vuur; de woede treeden Van 't warme sieltje gy maar tergt, Gy droogt my op, en brand hoe meer mijn leeden. Voor my niet over blijft, helaas! door uw gelonk, Dan dat ik word uyt vuur verwisselt in een vonk. Verbergt g'uw Lipjes? hoe! scheurt gy mijn mond van d'uw? Neen, breng uw Lipjes als een vuur te vooren, En droog my op, ik ben niet schuw In'tvuur van kusjes; daar ik wens, te smooren. Dus op 't Eteesche hout geproeft de Minne-bres Klim ik ten Heemel als een niewen Herkules Vorige Volgende