Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] VIII. Kusje. Hy roemt haar kaakjes in 't kussen. GEen Appel bloeyt door Soomer-straalen Oyt schoonder aan sijn levend blad; Geen Abrikoos oyt schoonder had Een blos of bloesem om te pralen, Als 't mondje van mijn Celestyne, Of als haar wolle kaakjes bey, Waar op ik duysend kusjes sprey, Ja meer, tot mindring mijner pijne. Laat Venus haar gesicht blankkette, En reuk-werk stroyen door haar Lok, Op dat sy Mavors aan haar lok En kusjes beedel van sijn hette. Vrow Juno strijk vry op haar wange, Die valuw sijn, rood vermiljoen; Op dat Jupijn door kriel gesoen En dart'le geylheyd haar omvange, Ik weet, Jupijn en Mars verbanden Die twee Goodinnen, so 't haar mond Eens op de kaakjes was gegont Van Celestyn, mijn lief, te stranden. Vorige Volgende