Winterbloemen(1811)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Zucht ten hemel. Neen, Hemel! niet om eer of staat, of aardsche nietigheden, En wat voor heil en voorspoed geldt, bestormen u mijn beden. Neen, heb ik vaadrenerf en goed voor 't Vaderland geofferd, Ik vraag niet, wat die 't heeft verkocht in zijn trezoren koffert. Ik vraag niet, wat verraad of list de braafheid mocht ontstelen, Of duizend snoden zonder ziel met luttel braven deelen. Ik vraag aan hem geen lof of roem, die niet in 't hart kan lezen, Maar wat hy in zich-zelv' gevoelt ook andren waant te wezen. [pagina 87] [p. 87] Ik vraag de stem dier wareld niet, die, in de lust verdarteld, Met tranen eens vermoorden lacht, die in de doodstuip spartelt. Ik vraag geen vroeger kracht te rug, in drukkend wee vervlogen, Noch staar verloopen uren na, die niet meer keeren mogen. De scherpte en 't doorzicht van den geest, - zijn opgelegde schatten, - De vlugheid van het werkzaam brein, dat niets plach af te matten: - Ja zelfs dien trooster (moet het zijn) in 't doorgestane lijden, Die zangdrift, die my alles was, en duizend my benijdden! Ik sta haar aan uw' opeisch af, met wat ik heb bezeten! Maar, daar Gy alles wederneemt, ô Leer het my vergeten! 1810. Vorige Volgende