De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[Wetenschap en poëzy]Doch veel liever, en met meer vrucht misschien, dan de vraag kan opleveren wat Bilderdijk voor de onderscheidene door hem beoefende Wetenschappen en Kunsten geweest mag zijn, vestigen wy de aandacht op het geen die rijkdom van kennis voor hem zelven, dat is, voor zijne poëzy geweest is. Want van al zijn streven, van al zijne studiën en werkzaamheden, is toch voorzeker (na en nevens de hoogste aller levensgedachten) middelpunt | |
[pagina 362]
| |
aant.en einddoel voor hem zijne Dichtkunst geweest. En nu, het is aan die algemeene, diepe, uitgebreide kennis van Bilderdijk, dat wy het heldere, het grondige, het bestemde, het fijne, het geregelde, de degelijkheid, mag men zeggen, by hare hooge verhevenheid en schittering, te danken hebben, van eene poëzy even zeer te huis, het zij het zaken of termen geldt, op het Observatorium van den sterrekundige, als op den scheepsbodem van den zeeman, - by het ingewikkeld zamenstel van eene watersluis, als by de bewegingen van spinnewiel of weefgetouw, - in de geheimenissen van de plantenwereld, als in de krachten, bewegingen, en ondervindingen van het gezonde of kranke lichaam, - even zeer gemeenzaam met de bespiegelingen der Wijsbegeerte en met de leerstellingen des Christendoms, - even geoefend in de fijnheden der Logica van het Recht, als in de combinatien van krijgstaktiek en strategie, - als in de middelen ter beschikking voor eenen rijk bewerktuigden versbouw in allerlei maat en toon. - Het is zoo! juist dat heldere, dat bestemde, dat grondige, staat die ziekelijke richting in den weg, die zich meer en meer van zoo velen op het gebied van dichtkunst en esthetische kritiek in onzen tijd en in ons land heeft meester gemaakt, en die zoo gaarne het wezen der poëzy ziet in dat dus geheten half-donker, zoo gunstig aan een - niet smaken en waardeeren van, maar - fantaiseeren en | |
[pagina 363]
| |
subtiliseeren met de kunstwerken van anderen, - zich zelven ten slotte tot een krans uit de lauweren, door den Dichter geplukt. |
|