De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[Nieuwe beproevingen]Straks, na in vele opzichten zoo liefelijk een avondstond, viel op eens de sombere nacht in, waarvan de schaduwen eigenlijk niet meer weken, tot dat eerst voor de Dichteres, eerlang voor haren eenzaam achtergebleven Echtgenoot, de dageraad van een beter leven opging. Een langdurige, by den aanvang hevige, later in kwijning overgegane ziekte greep (1826) de teder geliefde Vrouw, reeds zoo lang in smarten en lichaamslijden geoefend, aan. De wisselingen van hoop en vrees, by staâge wisselingen van beterschap en wederinstortingen, zijn wederom als by den dag te volgen in des Dichters verzen van dien tijd. | |
[pagina 347]
| |
schokken niet bestand gebleven herstel verheugen, en het danklied aanheffen: ô Mijn God, waar vind ik klanken
Voor de volheid van mijn hart,
Om na de uitgestane smart
U te loven, U te danken,
Dat Ge my haar wedergeeft
In wier hart het mijne leeft!
Ja, mijn God, geen sterflijk pogen
Drukt die zielsgevoelens uit,
Die dit vol gemoed besluit
Voor Uw weldoend Alvermogen;
Hoe verdringt zich zucht op zucht!
Ja, mijn boezem schreit om lucht.
Wat, wat kan ik meer dan schreien?
Zoete tranen, vliet, ja vliet.
Zalig, die op U verbeien,
Gy die onze borst doorziet!
Ja, mijn God, mijn Goël, ja,
Eeuwig loof ik uw genâ.
Ga naar voetnoot* Terwijl intusschen het leven der zielsbeminde vrouw nog voor een tijd in zwakheid gerekt werd, had de Dichter zelve, by toenemend gevoel van ouderdom, een schok ontfangen, die van nu aan eerst recht we- | |
[pagina 348]
| |
aant.zenlijk in zijnen arbeid, en zelfs hier en daar misschien in de gehalte zijner verzen, eene niet onmerkbare afneming te weeg bracht. Veel werkte te zamen, om over deze laatste jaren sombere nevels te vergaderen; - bestrijdingen ook van innerlijken geestelijken aart, van ouds in het verborgen leven des Christens niet vreemd, en naar de mate van het stellige zijns geloofs des te meer wezenlijk en aangrijpend onder de aanvechting. - Ook Bilderdijk by toeneming moest het ondervinden, wat er tot de toebereiding voor hooger leven en zaligheid soms by den Heer wordt noodig geacht ter onzer vernedering en afbreking, vooral daar, waar een machtige en schitterende geest, naar de aangeborene zondige en alles bedervende zelfheid onzer natuur, gevaar loopt zelfs de hoogste waarheid in den strijd voor hare eer te misbruiken, voor een deel, tot eigen behagen. Doch by de roede der kastijding ontbrak het ook destijds niet aan menig uur van kalmte en inwendige troost in gemeenschap met de meer dan ooit hemelsgezinde en voor den hemel zich bereidende Wederhelft. Al die onderscheidene bevindingen laten zich kenbaar onderscheiden in de verzen der Dichtbundels, die, met nog anderen poëtischen arbeid van 1826 tot 1830, niet ophielden aan hart en pen van den nu reeds het zevende tiental zijner jaren doorlevenden Lijder te ontvloeien. |