De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[pagina 219]
| |
aant.gesteld geliefkoosd stelsel eene Proeve uit te geven van wetenschappelijke bedenkingen tegen den zakelijken inhoud van het Bilderdijksch Leerdicht. Het ligt natuurlijk ten eenenmale buiten plan en bevoegdheid van den Schrijver dezer bladzijden de waarde van het evenbedoelde, altijd onvriendelijke Boek van den Stads Med. Doctor te Haarlem Gijsbert Swartendijk Stierling hier ter toets te brengen. Hy meent alleenlijk wel te weten, dat wat misschien de Wetenschap ook heden ten dage ter gunste of in afkeuring van des Dichters genees-, ziel- of ziektebegrippen moge beslissen, de mannen van dat vak hem in getale bekend zijn, die met ingenomenheid, met geestdrift, nog steeds zijne voorstellingen, onder velen, van de koorts of van de pijn, zijne voorschriften ten aanzien van heilzame lichaam- en geestontspanning, en meer diergelijke meesterplaatsen om strijd ook uit hun standpunt huldigen. Hoe dit zij, wat schatten van kundigheden in deze Zes Zangen, vol kunst bovendien van schikking zoo wel als van orde in de denkbeelden, voorhanden of verborgen liggen, heeft met een even groot talent van stijl, als diepe kennis van taal, esthetisch gevoel, en uitgebreide geleerdheid, de Leuvensche Hoogleeraar David in zijne niet genoeg te waardeeren Uitgaaf met doorloopende commentarie doen uitkomen. Zal men by het nageslacht, by den vreemdeling, gelooven (indien | |
[pagina 220]
| |
er van die zijde, in welk vak het ook zij, nog iets ongelooflijk kon zijn!) dat ter zelfder tijd een dier scholen van het jonge Noord-Nederland, welke wy reeds met een woord te kennen gaven, in haar ongerijmden afkeer van het Leerdicht als genre, in het bijzonder in Bilderdijks Ziekte der Geleerden niet goedvindt veel meer te zien, dan de verdienste (zoo als de Franschen het noemen) der overwonnen moeilijkheid. Als of het eene berijming gold van het Code Napoleon, of het versificeeren van een Receptboek! - Weet gy dan inderdaad niet, gy mannen der esthetische kritiek van onze eeuw of liever van ons land, dat juist daarin de bezielende, alles adelende, alles met zich assimileerende kracht der poëzy ligt, haar werk van onophoudelijke beeldspraak, persoonsverbeelding, verwisselen, ontleenen, en of het ware ruilen van voorstellingen en uitdrukkingen uit de schijnbaar meest verwijderde kringen van denken en gevoelen, toe te passen op allerlei onderwerpen, hoe ook, naar het oordeel van eene oppervlakkige kritiek, wederspannig of dor. Wilt gy voorbeelden uit deze zelfde Ziekte der Geleerden? Poëzy is het van de Pijn een trouwen wachter te maken, die tot in elke byzonderheid naar het leven geschilderd, het denkbeeld, de leering, door den Dichter bedoeld, aanschouwlijk, tastbaar, sprekend, aan verstand | |
[pagina 221]
| |
en verbeelding voor oogen stelt, met te gelijk al hetgeen verder tot de stoffeering van het tafereel behoort, tintelend, by de voortgezette leenspreuk, van waarheid en leven: De vijand naakt, men slaapt; geheime huisverraderen
Verbergen 't onheil, of verdeelen de aandacht: rust,
Begoochling van 't vermaak, genot van zinnelust.
Zie daar de deur geramd; den voormuur doorgebroken:
De vlam op 't onvoorzienst in 't voorportaal ontstoken;
Daar bruischt ze, en vliegt omhoog, en dringt in 't slaapsalet.
Help, hemel, 't is gedaan, geen voorzorg meer die redt!
De binten vallen met de doorgeblaakte wanden,
En plettren 't droef geziu in 't wringen van de handen,
Verdelgen 't prachtig slot met torentrans en kruin,
En keeren 't tot een' hoop van gloeiende asch en puin!
Maar neen! de burgwacht blaast, de brandklok slaat aan 't kleppen:
Zie burgzaat en soldaat om 't zeerst de handen reppeu;
Den vijand voor de poort op 't eerst rumoer geschut;
En 's wachters waakzaamheid maakt list en kracht onnut.
Zie daar de pijn! de pijn, zoo heilzaam, zoo behoudend,
Wier zintuig nooit verstompt, hoe teder, hoe veroudend!Ga naar voetnoot*
Of, om uit weder een ander der reeds herinnerde plaatsen uit het meesterlijk gedicht een voorbeeld te kiezen, poëzy is het, wanneer op eens de Dichter van den geneeskundigen raad aan den blokkenden en zijne gezondheid verwoestende Geleerde om in ontspanning | |
[pagina 222]
| |
van geest en lichaam baat of behoedmiddel te zoeken, ons op volgende wijze in het volle midden van huisen landleven voert, hem voorschrijvende zijne kinderen te volgen in hun spel;
Belang te nemen in hun tol en rinkelbel;
Ja, met en nevens hen op stok of bies te rijden;
Hun jacht of boerendans uit wit papier te snijden;
Een licht, bouwvallig huis te timmren met de kaart!Ga naar voetnoot*
of straks: Zoek eigen handgebaar, en leer den wijngaard snoeien,
De druiven dunnen, of den perzik, vroeg aan 't bloeien,
Met riethalm dekken voor de late voorjaarsvorst:
Begiet het bloemperk, of de trekkas daar zy dorst;
En zuiver 't blad van rups, den stam van wesp en mieren.
Of schep verlustiging in 't kunstwerk dat de spieren
Niet ledig laat. Aanvaard den ijzren hamersteel
En draai de handpers van den binder. Neem penceel,
Bootseerstok, bijtel, om in hout, of klei, of stralen
Van 't afgezonderd licht, gelaat of bloem te malen:
Drijf palm- of ebbenhout tot doos of koker uit,
En vorm den lindentak tot scherpe of doedelfluit.
Ja, kunt gy 't, schaam u niet, gedoscht met leêren sloven,
Den plank te schaven, of het knobblig hout te kloven.
Voor alles, wandel; of bestijg het dravend ros:Ga naar voetnoot†
Zie daar iets van de uitvoering der theorie, die de Dichter in eene Voorafspraak by de Voorlezing van | |
[pagina 223]
| |
een dezer Zangen in dien aangenaam tien- en elfsylbigen maat, waarvan de toon het midden houdt tusschen den sierlijk gemeenzamen en den stout voortrennenden dichtstijl, op deze wijs voordroeg: Mijn vrienden, neen. Rechtaarde Poëzy
Weet Dichtrengeest aan schraler stof te huwen.
Geen veld is dor, waar Dichtkunst zich vertreedt.
Het bloemtjen wast, waar slechts haar voeten drukken!
En, zoo de hand den echten toongreep weet,
Ook wat verscheurt, kan streelen en verrukken.Ga naar voetnoot*
Is er op den lof van dat onwaardeerbaar voorbeeld van didactische poëzy iets af te dingen, het zou zijn het misschien min gelukkige besluit des Dichtstuks met een toetrekkende episode, ontleend aan de mythologische Oudheid. In stede van Iason en Pelias, en Eson en Medea, had hier, tot op zekere hoogte te recht, mijn onvergetelijke vriend Willem de Clercq, van den hoog vereerden Christendichter een anderen greep gewenscht, een denkbeeld ontleend aan dat Evangelie, dat op zoo Goddelijk treffende wijze de genezing van het lichaam met die der ziel tot een denkbeeld verbindt.Ga naar voetnoot† Doch dergelijke schei- | |
[pagina 224]
| |
aant.ding van Christelijk en Wetenschappelijk gebied mag zelfs by een Bilderdijk niet al te zeer verwonderen, vooral, waar (gelijk misschien wel de afloop van dezen Zesden Zang doet vermoeden) het Dichtstuk, tegen des Dichters gewoonte aan, meer of min afgebroken en met eenig gevoel als van vermoeinis ten eind spoedde. Eenige jaren later zou op nog verhevener Dichterlijk gebied, op dat van den Epos, beide voor zijn geest, zijn hart, en zijn geloof zich een veld openen van onbegrensde ruimte voor Christelijke opvattingen en Christelijke scheppingen van meer dan éénen aart. |