De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[Kritiek en antikritiek]Doch wy keeren te rug tot de geschiedenis van het onthaal zijner Overzettingen van Delille en Pope by tijd- en landgenoot. Het waren, met overigens het zij waardeering het zij dáárlating van den arbeid der omwerking, bepaaldelijk de Aanteekeningen, waarmede hy de beide Dichtstukken begeleidde, die, van wege het vermeend onheusche ten aanzien van den Franschen en Engelschen medewereldburger, hem eerst en meest door Nederlanders kwalijk zijn genomen. Allereerst, die op Pope en zijne Essay! Had hy zich verstout, - overeenkomstig het beginsel uitgedrukt zoo in de Voorrede als in den Voorzang van die belangrijke overzetting, - den Engelschman, zonder verschooning van zijn toen nog hoog gevierden naam en faam, te gispen, zijn gebrek aan klare begrippen en zuivere redeneering, zijn dikwerf van alle poëtische verheffing zich verwijderende en ontaartende zegging, zijnen al te vaak zwakken en onbezielden versbouw, op even leerrijke als voor den wansmaak duchtige wijze ten toon te stellen, - eene openbaring van onwil en wrevel tegen het stoute vergrijp bleef niet uit. Een Hollandsche hand achtte zich in dit bijzonder geval geroepen om den Engelschen Wijsgeer en Dichter in zijn zedelijk karakter te ver- | |
[pagina 158]
| |
aant.dedigen tegen: de hatelijke aantijgingen van Mr. Willem Bilderdijk. Twaalf jaren later begreep een te Amsterdam gevestigde Onderwijzer in het Engelsch dat ook nog zijn Britsch getuigenis niet overbodig was geworden tegen den onmenschelijken, ja onhollandschen Hollander. Het was intusschen een ongenoemde Hollandsche Voorstander der Engelsche Letterkunde die, na ingebracht protest uit naam der natie tegen Bilderdijks behandeling van Pope's Mensch, aan den even bedoelden Heer Nayler den goeden raad gaf om by den strafschuldigen Aanteekenaar eerst nog eens te onderzoeken, of hy ook sedert de uitgaaf in 1809 van gedachten mocht veranderd zijn! En ridderlijk voerde de Engelsche ijveraar de ridderlijke gedachte uit. Veertien dagen (zoo ik my wel herinner) gaf hy den vijand van zijnen Pope tijd om het geschrevene in te trekken. Als daarop de hardnekkige Nederlandsche Dichter en Criticus by zijne esthetische kettery getoond had te volharden, kwam dan ook weldra in het licht des Engelschmans Beroep op het oordeel van alle Hollandsche en Fransche Ingezetenen der stad Amsterdam (ik geloof dat hy wijsselijk handelde, er de Engelschen zelve buiten te houden). Met een banvloek, waardig den stoutsten immer uitgesproken door onze Nederlandsche Tijdschriftpausen, besloot het ijvervolle boekske zijn betoog: | |
[pagina 159]
| |
[Pope blijft bestaan, als Bilderdijk verdwijnt.] enz
Doch ook de Aanteekeningen op Delille kwamen niet vrij. Ditmaal waren het louter Hollandsche wrekers, die het voor den miskenden of mishandelden Abt opnamen. - Zal het nageslacht, zal de vreemdeling het gelooven, dat na meer dan vijftig jaren, dat in het laatst verloopen jaar achttienhonderd acht en vijftig een man (waar hy door partijzucht of vooroordeel niet verblind wordt) van gezonden smaak en verstand, tegen den Nederlandschen Overzetter en Berisper van den Franschen nabuur, van den Engelschen overbuur, een nieuw geding ondernam, met uitdaging van zijnen aanstaanden Biograaf tot eene soort van enquête over aart en oorsprong van gedachte Aanteekeningen, voor de rechtbank van de Nederlandsche Letterkritiek? |
|