De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[Prins Willem V]Met beginselen en bekwaamheden als de zijne was het niet vreemd, dat Bilderdijk als vermaard Rechtsgeleerde en even bekwaam als vurig Oranjevriend, by den Stadhouder niet onbekend bleef. Alleenlijk, van hof en groote wereld evenzeer om meer dan ééne rede afkeerig, ofschoon wat vormen en vorming betreft allezins geschikt om in beide wat men noemt een goede figuur te maken, schijnt Bilderdijk zich in het openbaar niet dan zelden en by plechtige gelegenheden aan het Stadhouderlijke Hof vertoond te hebben. Des te meer was zijn toegang tot den Prins van intiemen aart. Het lijdt geen twijfel, dat hy over belangrijke aangelegenheden rechtstreeks geraadpleegd en, als straks nader blijken zal, tot gewichtige onderhandelingen op staatkundig gebied bijzonder bekwaam gerekend is. Van zeer naby heeft in elk geval Bilderdijk den Vorst, aan wien door zoo velen eene onedele minachting in of om zijne onheilen betoond is, ook van die meer gunstige zijde leeren kennen, welke door geen onpartijdigen historieschrijver had mogen ontkend of verzwegen worden. Begaafd met dat uitstekend ge- | |
[pagina 56]
| |
heugen, aan die van zijn Stamhuis in een zoo merkwaardige mate eigen, van inzichten helder, van oordeel juist en snedig, by uitnemendheid vertrouwd met Geschiedenis in het algemeen, met die van het Vaderland inzonderheid, en niet minder met het Vaderlandsche Staatsrecht; - vaardig bovendien in het te pas brengen van voorbeelden en herinneringen uit den voortijd op gebeurtenissen of omstandigheden van den dag, - bekwaam om niet alleen in geschrifte maar ook by monde zijne gedachten met vlugheid en helderheid uit een te zetten, - wel te huis daar te boven op het gebied van literatuur, wel in staat b.v. om over de schoonheden van Horatius met oordeel mede te spreken, en vooral ook om uit Fransche Dichters, waar het pas gaf, geheele tirades aan te halen, (met de Hollandsche poëzy waren, in dien tijd ook en vooral, de hoogere en hoogste rangen minder te huis,) - zoo hebben de genen die, als Bilderdijk, Prins Willem V in zijne intimiteit hebben gekend, of uit geloofwaardige bronnen onderricht zijn geworden, hem geschetst. En gelijk van de zijde van verstand en oordeel, zoo is ook van de zijde van liefde tot het Vaderland, van mildheid en gemeenzaamheid jegens armen en geringen, van eerbied voor ware Godsdienst en oprechte Godvruchtigen, aan den ongelukkigen Vorst door menigeen even als door Bilderdijk, het zij dan meer in | |
[pagina 57]
| |
de stilte of in het openbaar, recht gedaan, zonder dat daarby de schaduwzijde uit het oog verloren kon worden, die gewis, in verband vooral met de moeilijkheden en het bederf der tijden, niet onbeduidend geacht worden mag. Die schaduwzijde, waartoe ook het groote gebrek aan veerkracht en beslistheid in het handelen by den, wat het inzicht in zaken betreft, inderdaad alles behalve kortzichtigen Vorst, kon wel aan niemand minder dan aan Bilderdijk onbekend zijn, die zoo gaarne iets van zijn eigen énergie in besluiten en handelen in den Prins zou hebben overgestort, en die voorts in het gebrek dááraan het onoverkomelijke struikelblok ontmoette, tegen het geen hy zelve het eenig wezenlijke reddingsmiddel zoo voor de natie als voor het Stamhuis altijd geacht had. Beproefde trouw en aangeborene gehechtheid deed overigens ook de zwakheden in den zoo veelzins beklagenswaarden Vorst ontzien of sparen. Tot op des Prinsen uitwijking en zijne eigene uitzetting aan Persoon en zaak getrouw, heeft Bilderdijk ook in Engeland meermalen Willem V en zijn Vorstelijk gezin bezocht en de eer gehad te onthalen. Later met aanbevelingen van den Prins naar Brunswijk vertrokken, is hy na de tien jaren zijner ballingschap niet wedergekeerd in Holland, zonder door den Vorst zelven op de plechtigste en uitdrukkelijkste wijze ontslagen te zijn geworden van alle eeden en verplichtingen aan zijn Stamhuis | |
[pagina 58]
| |
aant.voor het vervolg. Door het nazien, verbeteren, en met belangrijke aanteekeningen in het licht geven van Le Francq van Berkheij's Lijkzang op den in de ballingschap overleden laatsten der Stadhouders, bracht ook hy den vorstelijken Vriend langs dien weg straks eene edele en waardige hulde. Dit laatste geschiedde, toen reeds Prins Lodewijk Bonaparte tot Koning van Holland aangesteld was. |
|