De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[Verdediging van Oranje vrienden]Niets was overigens natuurlijker, dan dat in die dagen van politieke spanning de uitgebreide praktijk van den vurigen en trouwen Oranjevriend grootendeels bestond ook in het optreden voor crimineel vervolgden ter zake van Stadhoudersgezinde demonstratiën, of wel de hatelijke aantijging daarvan van wege de hatelijk gezinde plaatselijke Regeeringen. Men kan by Bilderdijk, niet slechts, in zijne Geschiedenis des Vaderlands, maar ook by Prof. Tydeman in de Aanteekeningen en Bijlagen op dien door hem uitgegeven arbeid van zijnen overleden vriend, en wederom by den Heer Groen van Prinsterer, de bijzonderheden zien dier bittere vijandschap en onrechtmatige vervolgingen tegen Oranjegezinde burgers door de tegenstadhouderlijke, in de dagen tusschen 1781 en 1787 de bovendrijvende party. Wei- | |
[pagina 52]
| |
aant.nig schijnt het element der oude Staatsgezinden in die party, welke zich den naam van patriotten had aangematigd, zich zelve toen nog bewust te zijn geweest, hoe de vijandschap tegen Oranje in democratischen zin, eigenlijk tegen nature, aangevuurd, ook de tegenstadhouderlijke aristocratie wel niet zou sparen, en deze laatste alzoo, al ware het ook om zelfbehoud, zich voor een aanmerkelijk deel aan de Oranjeparty eerlang zoude moeten aansluiten. Hoe dit zij, op meer dan ééne plaats werd binnen het even genoemde tijdvak niet weinig, onder allerlei voorwendsels, op de vrienden van Oranje gewoed. Het dragen van de geliefde kleur was als oproerige leus door de machthebbende party verboden geworden, terwijl Prins Willem V door allerlei smaad en onrecht genoodzaakt geworden was uit den Haag te wijken en zijne residentie voor een tijd buiten de provincie te vestigen. Het vergrijp van gehechtheid aan het Stamhuis werd, waar zich die in daden, by de toenmalige Machten verboden, openbaarde, met de uiterste strengheid vervolgd, of, waar dergelijke daden niet bestonden allerlei willekeur gepleegd, door middel onder anderen van het oprakelen van veronderde ordonnantiën tegen destijds onverschillig gewordene handelingen, en deze dan nog wel onder de nietigste voorwendsels aan bekende ijveraars voor Oranje toegedicht, en crimineel vervolgd. Niets natuurlijker dan dat de vervolgden by een Advocaat | |
[pagina 53]
| |
aant.van moed en bekwaamheden als Bilderdijk was, veelal hunne toevlucht zochten, en het aantal van zijne dusgenaamde politieke clienten aanmerkelijk werd. Onder de gevallen van dien aart door Bilderdijk behandeld, heeft vooral ten jare 1785 opgang gemaakt dat van Katharina Mulder, Stads-keurvrouw der schelpvisch te Rotterdam en van daar in de wandeling Kaat Mossel genaamd. Tegen deze vrouw, ruw misschien maar argeloos voor het overige, was nevens andere Oranjelieden, die wegens losse uitdrukkingen van afkeer tegen de heerschende party by de Regeering dier stad en de mannen der Vrijkorpsen in den haat waren, door den Officier een vervolging ingesteld, waarvan hy evenwel ten aanzien der overige beklaagden eerlang afzag, doch die voortgezet werd tegen Katharina Mulder, en nog eene andere dus geachte medeplichtige, Clasina Verrijn genaamd. Als verdediger voor Schepensbank, vermeerderd voor die gelegenheid met eene Commissie uit de Statenvergadering der Provincie, trad Bilderdijk op. De pleitzaal was omringd en vervuld van Vrijkorpsmannen, die hunne gemoedsstemming jegens den Advocaat door allerlei kreten en dreigende mompelingen niet ondubbelzinnig te kennen gaven. Ik meen, dat Bilderdijk toen op deze of soortgelijke wijze den Voorzitter tot het handhaven der orde, vóór het aanvangen zijner eigenlijke pleitrede, | |
[pagina 54]
| |
aant.heeft aangesproken: ‘Mijn toestand aan deze plaats heeft eenige overeenkomst met dien van Cicero, toen hy in de verdediging van Milo door de dreigende tegenwoordigheid van gewapende lieden belemmerd werd. Daar is evenwel tusschen de Romeinsche Voorspraak en my één onderscheid; en dat onderscheid hierin bestaande: dat hy bevreesd werd, en alzoo aan de verdediging van zijn client haren eisch niet geven kon; - ik daarentegen vrees niets, en zal my door geene consideratie van wat aart ook, van mijne plicht en roeping hier ter plaatse laten afbrengen. Ik vorder de noodige vrijheid en de noodige stilte om de defensie voor te dragen.’ Daarop, en na nog eenige woordenwisseling over de bijzitting der Commissie uit de Staten, die Bilderdijk weigerde afzonderlijk aan het hoofd zijner rede toe te spreken, ging hy voort te pleiten, en won hy in zoo ver zijne zaak met glans, dat zijne clienten werden vrijgesproken, of er met een lichte boete afkwamen. De geheele zaak in appel gebracht zijnde by het Hof van Holland in den Haag, zoo werd Katharina Mulder overgebracht naar de Gevangenpoort, waaruit zy, na eenige merkwaardige ondervindingen, ten gevolge der verandering van zaken en het herstel van den Prins Stadhouder, op gezag van het Gerechtshof ontslagen werd. De Advocaat zelve had intusschen de plaats van den juridieken veldslag niet verlaten zonder, | |
[pagina 55]
| |
aant.in zeer letterlijken zin, eene lichte wond in de zij ontfangen te hebben, hem (het mag by ongeluk geweest zijn!) door de bajonet van een der vrijkorpsmannen by den uitgang toegebracht. Hy zinspeelt op dit voorval in onderscheidene verzen van later tijd. |
|