De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[Omgang in huis]Allereerst dáár was zijn omgang veel aangenamer en vrolijker dan men het zich uit het sombere zijner kindsche jaren, en vooral uit zijne zelf-beschrijvingen voorstellen zou. Behalve de beide ouders bestond het gezin Bilderdijk uit een viertal leden: eene oudste zuster, Isabella Dorothea, die later Mevrouw Wentholt werd, - de Dichter, - zijn broeder Johannes, die toen het even verhaald besluit tot de studie des Dichters genomen was, ten opvolger in het Opziendersampt bestemd werd, - en eindelijk een veel jonger broeder, naar den vader, Izaak geheten. Van | |
[pagina 25]
| |
aant.geheel dit drietal toonde zich onze Dichter in allen opzichte een allezins hartelijke en voorkomende huisgenoot. Reeds in 1768 en 1769 maakte hy ten genoegen van het gezin kleine Comediën, waarvan de Auteur zich Willem Gracilis (de Magere) noemde, - of hy speelde in door hem zelven vervaardigde papieren wapenrustingen met en voor hen den Gijsbrecht van Amstel. Later (in 1778 en 1779) schreef hy aan zijne Zuster dat zestal luimige Brieven, na beider dood door haren schoonzoon Jonkhr. van Breugel onder den titel van Dichterlijke UitspanningenGa naar voetnoot* uitgegeven. Den jongsten broeder liet hy in den (door hem zelven later niet dan hoogst zeldzaam bezochten) Schouwburg het meesterwerk van Vondel zien, en overlaadde hem met lekkernijen en liefelijkheden. Voor Johannes, die in de kracht der jaren aan de gevolgen van een val van het paard reeds in 1788 overleed, koesterde hy een onbegrensde achting en liefde, gelijk hy die ook zelf heeft uitgesproken in een aandoenlijk vers op het Christelijk leven en den zaligen uitgang van den edelen en algemeen geëerbiedigden man.Ga naar voetnoot† Overigens door fijne manieren en sierlijke vormen, zoo wel als door eene allezins boeiende en (niettegenstaande zekere eigenaartige bedachtzaamheid by het woord voeren) leven- | |
[pagina 26]
| |
dige en schitterende conversatie, by uitnemendheid in staat een sieraad te wezen van het geen men zamenleving en wereld noemt, schenen alleenlijk twee gebreken hem in de maatschappy hinderlijk te moeten zijn, (wy kennen het laatste vooral uit zijne eigene beschrijvingen): eene in alles buitengemeene heftigheid van gevoel en uitdrukking, - eene zekere schroomvalligheid tevens in de tegenwoordigheid van menschen, die het hem niet dan door den tijd en met ongeloofelijke inspanning, nooit evenwel geheel, gelukt is te boven te komen. |