De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 391]
| |
Op 't onteeren van het Hollandsch wapenschild, in denieuw gegeven Vaandels der Hollandsche Guardes, in Sprokkelmaand MDCCLXXXVIIGa naar voetnoot*Wat hoont ge, onzinnig Volk, uw wettige Opperheeren
In hunne ontzachtbre rust, door 't schenden van hun schild.
Dat Vorstlijk wapenschild, dat aarde en zee verëeren;
Waar voor Europe in 't Oost, zoo dikwerf, heeft getrild!
Die eedle Krijgsbanier, die, voor zijn' heer gedragen,
Den ongestuimen Zeeuw tot onderwerping bracht,
Den onbetemden Fries in banden heeft geslagen,
En de overmacht van 't Sticht bedwongen en verkracht!
Die standaart, die weeleer u 't vreemde Juk ontrukte,
Als 't nijdig Vlaandren u zijn boeien kussen deed;
Die nooit voor scepters boog, noch ooit voor wapens bukte,
Maar u gelukkig, groot, zich zelven machtig streed!
Die Leeuw, met diep ontzag, door tweepaar Vorstenstammen
Aanvaard, als 't waardigst pand van heel hun heerschappy:
Die 't vuur verdragen kon der Burgonjoensche vlammen,
En, in de stoutste vlucht, den Arend ging op zij'!
Vergrijpt ge u tegen dit, dit heilige eereteeken?
ô Volk, geen Volk thands meer, maar lichaamlooze schijn!
Of waant ge op zulk een wijs u-zelv' van hun te wreken,
Die in 't geroofd bezit dier Vorstenteekens zijn?
Neen, wilt ge eene eedle wraak, als 't volken past te aanvaarden,
Schud af 't onwettig Juk van 't vloekbare Eedgespan:
Schend zelf uw' luister niet in Hollands Leeuwstandaarden;
Maar draagze een Heerscher op, die ze ook beschermen kan!
|
|