De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijBegeerte.Ga naar voetnoot*Sluit voor begeerte uw graag gezicht.
Vondel.
Sluit voor Begeerte 't graâg gezicht,
De vensters voor de ziel die 't zonnelicht ontfangen;
Ja, sluit, ô sluit dien toegang dicht!
Haal de oogen liever op de wangen,
Eer, ingeslopen met het licht,
Zy 't argloos harte neemt gevangen
Dat voor 't bedrieglijk lokaas zwicht!
Wijs, stervling, wijs dat lokaas af!
Hoe lieflijk voor 't gezicht verzoekings appels blozen,
Hun beet ontsluit den weg naar 't graf;
De dorens schuilen onder rozen;
En wellust is haar eigen straf.
Wat zoudt ge uw heil verroekeloozen
Voor overdekten zwijnendraf?
| |
[pagina 328]
| |
Ach! 't Oog verlokt, vliegt hart en hand
Naar 't voorwerp, bliksemsnel, als van een God gedreven
En grijpt; - Begeerte watertandt,
En waagt het overdierbre leven.
't Gehemelt' prikkelt, de adem brandt;
En - naauwlijks is de beet gegeven, -
Men draagt de dood in 't ingewand.
Mistrouw, ô mensch, het schijnbre schoon
Van 't uiterlijk gelaat, waarop onze oogen staren,
En leer by 't lachende vertoon
Het lichtbegoocheld hart bewaren.
Wat zoudt ge trachten naar 't verboôn,
En woekren u de dood in de aâren,
Ja, duizend saamgehoopte doôn!
Neen, Adams kind; word eenmaal wijs,
Laat voor 't voorbygaande u geen eeuwig heil ontslippen.
De kennisvrucht van 't paradijs
Blijve immer, immer, van uw lippen!
Leef de Afmacht die u wrocht, ten prijz'!
Wat strandt ge steeds op de eigen klippen,
En kiest verderf voor zielespijs?
1827.
|
|