De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 318]
| |
De parel.Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 319]
| |
Neen, 't lachen kent geen tederheid;
Dan leeft ze, als 't hart aandoenlijk schreit,
Maar niet by 't speelsche en dartle huppelen.
Ook dan wordt Liefde recht gesmaakt,
Wanneer haar 't vuur waarvan zy blaakt
Het traantjen op de borst laat druppelen. -
Weg, schaterend Bacchantgeschreeuw!
Weg, smaakloos zelfbedrog der eeuw!
Verstrooiing geeft geen zielsgenoegen.
't Is daar, waar 't hart zich-zelf gevoelt,
Niet, wellustziek naar buiten woelt,
Maar smeltend voor Gods oog mag zwoegen. -
Ja, parel, wees ons steeds voor 't oog,
Met recht waardeert u 't aardrijk hoog!
Gy zijt ons in dit kwijnend leven
(Ter zalving van het lijdend hart)
Tot treffend zinnebeeld gegeven
Van de onwaardeerbaarheid der smart. -
Ja dierbre tranen, vloeit, ja vloeit,
Waar 's hemels regenboog in gloeit!
Gy, waardiger dan gouden spangen;
Gy kostbre parels uit het diep,
Die de Almacht op de wangen schiep,
Wel moogt ĝe aan Vorsten tulband hangen.
1827.
|
|