De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 298]
| |
Frizo.Ga naar voetnoot*Als zich Frizo van de stranden
Waar de Ganges parels broeit,
Neêrliet op de lage landen
Door het Vlie en de Eems besproeid;
Waren 't storm en onweêrwinden,
Wat hem dit verloren land,
Veen met overstoven zand,
Voor geen slag der golf bestand
Maar een roof voor haar verslinden,
In dees Noorderhoek deed vinden;
Daar loeg hem, van 't zwerven moê,
Rust, maar zonder glorie, toe.
Doch hy kwam in woeste palen,
Waar, op 't klif in roode vlam,
Met verdelgende oogblikstralen
't Schrikbaarst Draakspook oorsprong nam.
Daar, daar vestte 't zich, en woedde
Zich verheffende uit zijn kuil
Onder krakend moordgehuil,
Uren rond, met oog en muil;
Rund en weêrloos lam verbloedde
Buiten herderlijke hoede,
En geboomte, gras en plant
Dorde van zijn adembrand.
Wee u, bargeschroeide heiden!
Nergens biedt gy voeding aan:
Seis noch sikkel mag hier weiden
Door een ruischend tarwengraan.
't Bang gevogelte op zijn veder,
| |
[pagina 299]
| |
Hijgende in de onreine lucht
Van benaauwde boezemzucht,
Stort by duizend in zijn vlucht
Op die poel des doodsschriks neder,
Voor den schrikbren prooivertreder;
Of verzengt in 't bliksemvier
Van 't door de oogen moordend dier.
't Menschdom schuwde 't gruwzaam blaken,
(Vreeslijk schittrende uit de vert',)
Op een afstand te genaken.
Moed ontzonk aan 't krijgrenhart.
Ach! die forsche Heldenspieren,
Onverwinbaar in 't geweer,
Temmers van het bruischend meir,
Woudstier, boschwolf, winterbeer;
Trotsch op zwevende banieren,
Durven hier geen wapen zwieren!
Vlieden voor den gloênden rook
Van 't verdelgend wonderspook!
Frizo! zult gy ook verstijven
Op een aanblik zoo vol schrik?
Neen; maar uwer waardig blijven.
Niets, dat ooit uw ziel verwrikk'!
Met uw legerspeer in handen,
Treedt gy door den fellen gloed
Met het kalme Heldenbloed
't Gruwzaam monster in 't gemoet
Hoe hem oog en kaken branden,
Drijft hem 't staal in de ingewanden,
En het stort voor eeuwig neêr!
ô Gezegend was die speer!
Nu zijn schrik en angst geweken,
't Vlammend klif is slechts een brand,
Dien de Zongloed uit deed breken
Uit het broeiend veenstof-land.
Frizo, ja, by krijgsgevaren
| |
[pagina 300]
| |
Blink' de held in gloriepraal!
Breke en stuiv' door dreigend staal!
Biede een boezem van metaal!
Durv' den dood in 't aanzicht staren! -
Maar gelatenheid bewaren
Als 't bedwelmend bygeloof
Voor 't verstand den blinddoek schoof!
Dit toont ware Heldenzielen
Wien op aarde niets ontzet;
Die voor geenen waanzin knielen;
Wien geen ijdle schim verplet.
Frizo, klim ten Koningszetel!
't Volk erkent u als zijn Heer,
Alles strekt voor u 't geweer,
Alles buigt zich voor u neêr,
En wat eerzucht harten ketel',
Niemands oog is zoo vermetel,
Dat zich waagt, by uw gebiên,
Als weêrspannig op te zien.
Jaren zweefden in hun ronden
't Friesche landvolk over 't hoofd;
Maar de brandstof werd verslonden,
En de vlam was uitgedoofd.
Doch wat nimmer zal versterven,
Is uw naam ô Praziaat!
Zoolang hart in Friesland slaat,
Hollands strand in 't water baadt,
Zal hy eer noch glorie derven,
Maar steeds nieuwen roem verwerven,
Nu van Harens Heldenlier
Hem omvlocht met Dichtlaurier!
1827.
|
|