De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 288]
| |
Geleerdheid.Ga naar voetnoot*Vermoeiing des vleesches. Zijt ge daarom zoo veel beter,
Ingebeelde Letter-eter,
Dat gy meer dan andren weet?
Moogt ge u-zelven zoo verhoogen
Op dat meerder waan en logen,
Dat gy wijsheidkennis heet?
Sukkels, die de schijngeleerdheid
Van bedrog en zinverkeerdheid
Onderscheiden kunt noch wilt,
En het onherhaalbaar leven,
Tot een beter eind gegeven
Aan dien ijdlen rook verspilt!
Wat's uw weten, dan herhalen
Wat, in zes of zeven talen
Hier en elders voorgepraat,
Zonder juist het hoofd te krenken
Met het zorglijk te overdenken,
Voor bewezen waarheid gaat?
Ja, zoo wordt men tot Orakel
Met een ijdel na-gekakel,
Vol van woorden in de lucht;
Schimmen, die voor wezens doorgaan;
Leêge klanken die in 't oor gaan,
Maar voor 't harte zonder vrucht.
| |
[pagina 289]
| |
Daartoe moet er vroeg begonnen;
Eer de kinders denken konnen
Moet het hoofd hun opgevuld,
Meer dan 't overstelpt geheugen
(Dronken van die zwijmelteugen,)
By gezonde hersens duldt.
Oordeel -? Waartoe zou dat baten?
Immers 't roer van volk en Staten
Draait naar 't dwingend tijdgeschreeuw: -
Om zijn wandel in te richten,
Schikken zich de zedenplichten
Naar de modewet der eeuw. -
Godsdienst -? Komt het tot de jaren
Dat men 't knaapjen mag verklaren
Dat er toch een God bestaat;
Wel, wie leeft er die dat temen
Van de dweepers aan zou nemen
Die men overal versmaadt!
In die volle hersenkassen
Zou geen Christeneenvoud passen,
Geen afhanklijkheid van God.
't Zelfverloochnen, 't onderwerpen,
Is geen' helden in te scherpen,
Meesters van hun eigen lot.
Neen, van dolheid aangegrepen,
Eer- en staatzucht op te zweepen,
Wind te zwelgen, eigenwaan,
Met den volksstroom meê te drijven,
's Warelds onverstand te stijven,
Kan met Jezus niet bestaan.
| |
[pagina 290]
| |
Hiertoe zoo veel Onderwijzers,
Die als zoo veel schroevende ijzers,
Taal en uitspraak, geest, gevoel,
Naar een dommen gril verwringen,
En de ziel in kluisters dwingen,
Naar 't hun-zelv' verholen doel!
Hiertoe zoo veel maatschappyen,
Korven, eens van noeste bijen,
Honing purende. - Ach, hoe kort!
Nu een broed van vuige hommelen,
Dat met wesp- en keverdrommelen,
Alles razende overstort!
Ja, van uit de nachtspelonken,
Daagde, van den hoogmoed dronken,
Zelfverlichting grijnzende op,
Om met zwaddervuile vingeren
Helsche toortsen rond te slingeren,
Adders schuddend van haar kop.
Toen moest de Almacht afgezworen,
't Heidendom in vloek herboren,
Staat en outer omgewroet,
En wat dolst was en vermetel
Steeg op Vrijheids naam ten zetel,
En vertrapte 't vrij gemoed.
Dit, ô Woestaarts, Volksverleiders,
Vrijheidkrijters, Lichtverbreiders,
Dit's uw wijsheid, dit haar heil;
Hiervoor hadden tijdgenooten,
Uit een eerlijk bloed gesproten,
Schatten, bloed, en welvaart veil.
| |
[pagina 291]
| |
Dit's de wijsheid, waar uw telgen
Thands de vruchten van verzwelgen;
(God vergeef ze u!) maar helaas!
Wat u eeuwig aan zal kleven,
Is de vloek van later Neven,
Eens, wy hopen 't, minder dwaas.
1825.
|
|