De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 148]
| |
Oudrenzorg.Ga naar voetnoot*Hoe kleeft het hart aan eigen panden!
Hoe hijgt het naar zijn bloed!
Hoe krimpen Oudreningewanden
By 't rekken van de teêrste banden,
Als met een tijgrenklaauw doorwroet!
Natuur, van waar dat boezemprangen?
Wat schept die tranen op de wangen?
Die diepe ontroering van 't gemoed?
Rampzalig zy, die nooit beproefden
Wat Vader zijn omvat!
Die nooit die teedre troost behoefden!
Wier hart geen Oudrenangsten schroefden
Voor alles wat het dierbaarst schat!
Rampzalig by de hoogste weelde,
Wien nooit die tokklende onrust streelde,
Die tranen op de kaken spat!
Zoet zijn zy, ja, de zilte droppen
Waar in die weedom schreit.
De wijze mag zijn leed verkroppen,
Maar wie die borr'lende aâr wil stoppen
Heeft zelfgevoel noch menschlijkheid.
In haar voelt zich de ziel te leven,
In haar, het lichaam uitgedreven,
In 't louter stoflooze uitgebreid.
| |
[pagina 149]
| |
Zoo lijden de Englen by ons treuren,
En voelen voor die lijdt,
Ook zelfs eer wy den vlijm bespeuren,
Die, daar we ons nog gelukkig keuren,
Door d' argeloozen boezem snijdt.
Maar dit hun lijden is genoegen;
De hoogste lust vervult dat zwoegen,
Van aardsche wrevelzucht bevrijdt.
1810.
|
|