De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijGelijkmoedigheid.
| |
[pagina 61]
| |
Bewaar in moeilijkheid, al stormt het om u henen,
Uw' boezem onberoerd van 't golven van den vloed;
En geef, als wind en stroom zich naar uw' wensch vereenen,
Aan de uitgelaten vreugd geen' vat op uw gemoed.
Ginds biên de rijzige eik en blanke populieren
Met saamgeschakelde arm en dichtgewassen blaân
Den matten wandelaar een luwe rustplaats aan,
Waar 't vlietend nat zich kromt om 't heuveltj' om te zwieren:
Koom, zetten we ons daar op 't terras,
By d' eedlen muskadel en 't heldre vriendschapsglas!
Pluk frissche majolein en rasverwelkte rozen!
En laat ons, daar en plaats en tijd
En 't spinnend zustrental het lijdt,
Ons leven niet verroekeloozen!
Uw lustbosch, duur gekocht en zorglijk aangeplant,
Uw diergaard, die de vliet met dubblen arm omspant,
Uw huis, uw' hof, uw beemd, moet ge andren overgeven;
En 't op een' hoop gestapeld goed
Valt in de hand van wulpsche neven,
Wellicht verbasterd van uw bloed,
En u tot schande nagebleven.
Wees rijk, en tel uw' stam van de eerste Christenheid;
Van d' ongeachtsten stand; ontbloot van dak en have;
De dood bekreunt zich niets en kent geen onderscheid:
Het sterflot doemde ons eens, ons altegaâr, ten grave!
Ons sleept één zelfde stroom in de eigen draaikolk heen;
De zelfde lotbus schudde ons aller lot door een,
En 't wordt, voor elk van ons, onfeilbaar uitgetrokken,
Om, noode of welgemoed, bevreesd of onverschrokken,
In de ijzren ballingschap te treên.
1793.
|
|