Het gulden cabinet van de edel vry schilderconst
(1662)–Cornelis de Bie– Auteursrechtvrij
[pagina 419]
| |
Het derde deel
| |
[pagina 421]
| |
VAn Mander in sijn naem, onsterv'lijck door Penseel
Was niet vernoeght, sijn drift wou noch veel hoogher raecken
Sijn cloecke pen had lust op s'werelts groot Tonneel
De Konstenaers met hem onsterfvelijck te maecken.
Nu leeft hy in sijn Naem schoon t'leven is voorby
Met die, die naer de doodt hy heeft met hem doen leven
Hier wordt des' deught ghevolght, een ander Honingh-Bye
Js op de eelste bloem des Schilder-const aen't sweven,
Sy suyght gheen honingh van vergancklijckheyt, ô neen,
Wat aerts is licht vergaet, wat gheestich is blijft dueren,
Des grooten Zegers bloem blijft, schoon de bloem verdween
Men siet gheen Hemel-dauw van d'Heemens druyf vervueren,
Verslindt de doodt het Beldt van't stervelijck gheslacht
Natuer met Const verselt behoedent voor t'verderven,
Want wie des' Bie hier-saem soo jevrich heeft ghebracht
Sijn door Penseel en pen ontstervelijck naer t' sterven,
Soo is des' Corf vervult, niet voor de graege smaeck
Maer tot een spieghel van de gir'ghe Constenaeren,
Den honingh is hier Ga naar margenoot+ gal, dats een verkeerde saeck,
Leeft wond're Bye die gheest voor honingh cont vergaeren.
I.B. Lemmens. |
|