traghen om daer van te wijcken, andersints is alle sijnen handel te vergheefs, die noyt oprechte en rijpe vruchten en sal voortbrenghen, daerom dienden alle Schilders dit treffelijck spreeck-woordt inde memorie te inten:
Dat noyt een dach voor by mach gaen
Oft daer wordt eenen treck ghedaen.
Als jemandt soeckt te achterhaelen de uyterste volmaecktheyt van Pictura, die moet hebben een oprecht goet verstandt ende oordeel, eenen vloyenden gheest, met een scherp bedencken der aenghenaeme wercken die hy voor heeft, eensamentlijck is hem nut de Teecken-const met een ervaeren kennis van Historien en Poeterijen, dienende soo tot versieringhe van rijcke ordonnantien als aenwijsinghe van oude gheschiedenissen. Hy behoorden oock eenichsints te wesen ervaeren inde Const van Mathematica ende verstaen de Anatomy, seer dienstigh tot de Perspecktiven, de schaduwen, de daghen en nachten, het licht en het bruyn daer den Natuer meest mede aenghewesen can worden. Want die inde voorschreven deughden niet ghemeestereert en is, can qualijck iet volmaeckt uyt wercken, uyt reden dat d'een aen het ander vast is, en sonder malcanderen in eenighe manier moeten scheef gaen. Eenen vloeyenden gheest en is noyt beswaert om een ordonnantie oft samenschickinghe rijckelijck uyt te belden, aenghesien eenen vruchtbaren gheest dusent-der-ley goede bedenckinghen en veranderlijcke ghedachten can in spannen om wat fraeyts en seldsaems te maecken, die den bevallijcksten luyster aende Kunst gheven. D'ervarentheyt in Historien en het wel schicken vande verven, verdeylen der schaduwen ende het stellen der Perspecktiven, sijn de sonderlijckste en kraghtighste hooft – banden van onse Pictura, die den welstandt aende Konst connen gheven: sulckx dat de voorseyde deughden zijn de principaelste lessen van dit vry ende loffelijck ampt, als een vast gheschakelde keten oft dicht ghebreyt net, d'welck soo daer een van te niet gaet, het ander strackx volght, en sonder malcanderen niet en konnen blijven dueren. Met welcke voorseyde gaven de Constenaers (die ick in dese voorgaende deelen beschreven heb) ten hoochsten sijn begrasit, en met volle recht de Eere-croon door mijn Musa hun toeghewesen moet worden. Want het sijn gaven die niemandt als de doodt hun can benemen, daerom mach de Konst wel boven alle rijckdom des werelts ghestelt worden, midts datmen de rijckdommen can verliesen ende nimmermeer de Konst als door de doodt.
De Kunst die is alleen van sulcken deught en kracht
Dat sy wordt boven t'goudt en rijcksten schat gheacht
Den wijsen Cats spreckt hier op oock seer gheleerdelijck en seyt in een van sijn Boecken ghenoempt den Trou-rinck aldus:
Kunst is een schoon juweel, en boven alle schatten
Daer windt en vier, en zee niet op en connen vatten