26
Vander edelre doecht der verduldicheit
Vander edelre doecht der verduldicheit is een
Middelnederlands vertroostingsboek dat voor 1431 tot stand moet zijn gekomen,
omdat de tekst gebruikt is in de Spiegel der waerheit van
Hendrik Mande, die in 1431 stierf (vgl. Mertens 1984). In het
colofon vergelijkt de vertaler de bijeengebrachte uitspraken van religieuze
autoriteiten met bloemen. Omdat zij in het Latijn gesteld waren, leken zij op
ongeopende bloemen. Door de uitspraken in het Middelnederlands om te zetten
heeft de vertaler hen als bloemen geopend. Citaten worden tradioneel
‘bloemen’ genoemd (vgl. het Latijnse
‘florilegium’ en het nog steeds bij ons in gebruik zijnde
‘bloemlezing’).
1Hier gaet uut dit boexken vander edelre doecht der verduldicheit, dat
ic vergaert 2 hebbe uut veel woerden der heiligher leerres. Niet ic en
vant daer vele meer of,Ga naar voetnoot2
3 maer ghelic een mensche die gaet in een schonen acker al vol
menigherhande bloe-4men kieset uut die hem ghenoeghen, alsoe hebbe ic
somtijt ghelopen inden acker 5 Gods ende der heiligher leerres ende
plucte som bloemen die my best dochten ruken 6 ende bantse in een
bondelken te samen en hebse u ghesent u maechdelike herte 7 mede te
vercolen ende te verluchten. Ende al warense ghesloten ende niet opghe-8loken, want si in Latijn stonden. Ende nochtan om die minne van u hebse icse
op-Ga naar voetnoot8-99ghedaen ende hebse in Duytschen gheset. Deo
gracias.