Bloed en rozen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1900-1945
(2018)–Jacqueline Bel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 487]
| |
3.2 Inleidingaant.Verandering en dynamiek - dat was wat jonge dichters en schrijvers na de oorlog nodig hadden: loskomen van de Grote Oorlog die de wereldorde wreed had verstoord en het failliet van de oude wereld had laten zien, maar ook afstand nemen van oudere generaties en belegen literatuuropvattingen. De nieuwe generatie wilde, in de woorden van H. Marsman, ‘groots en meeslepend’ leven. Sommige auteurs uit Nederland en Vlaanderen ontvluchtten na de wapenstilstand letterlijk hun vaderland en gingen op reis - de mobiliteit was door de verbeterde transportmiddelen enorm toegenomen. Ze verdiepten zich in nieuwe werelden - Amerika bijvoorbeeld, of exotische oorden als China, Japan of Noord-Afrika - en onbekende literaturen. De oorlog had weliswaar een spoor van verwoesting achtergelaten, maar intussen was er door de snelle veranderingen op technologisch, economisch, cultureel, politiek en sociaal gebied toch een moderne wereld ontstaan. De toegenomen industrialisering gaf de samenleving een ander gezicht - de voornamelijk agrarische maatschappij was vervangen door een sterk geürbaniseerde omgeving; de verdwijning van de standenmaatschappij zorgde ervoor dat steeds meer mensen actief konden deelnemen aan het maatschappelijk leven. Democratiseringsprocessen zetten door; het algemeen kiesrecht voor mannen was in Nederland in 1917 ingevoerd en in België was vanaf 1918 sprake van een stemplicht, maar tegelijkertijd ontwikkelden zich ook omgekeerde, antidemocratische tendensen. Vrouwen kregen in verschillende opzichten een betere positie. Ze hadden in de oorlog een zelfstandige rol gespeeld, waardoor de vrouwenemancipatie een stimulans had gekregen. Iedereen probeerde in de jaren twintig zijn houding ten aanzien van de moderniteit te bepalen. Dat gebeurde op de meest uiteenlopende manieren. Verschillende literatoren raakten in de ban van opkomende ideologieën, zoals het Italiaanse fascisme en het Russische communisme, en zagen daarin vernieuwing. Films, jazzmuziek en moderne dans, maar ook technische uitvindingen brachten nieuwe thema's in de literatuur. De grote stad was al langer een geliefd onderwerp. Sporten werd een rage, de radio begon aan een opmars en vliegtuigen werden bezongen in gedichten. Amerika was het land van de moderniteit. De literaire avant-garde liet vooral in poëzie van zich horen. De gevestigde zuilen zochten, met name in Nederland, naar een eigen literatuur in nieuwe tijdschriften van katholieke, protestantse, humanitaire of socialistische signatuur. De democratiseringsprocessen hadden de verzuiling een enorme impuls gegeven en ook binnen de zuilen heerste een sfeer van innovatie en moderniteit. Vooral een renouveau catholique in het voetspoor van Jacques Maritain had | |
[pagina 488]
| |
grote aantrekkingskracht op kunstenaars en leidde zelfs tot bekeringen. Daarnaast namen sommige schrijvers een voorzichtige duik in het onderbewuste: ze onderzochten in hun romans de duistere ruimte onder de oppervlakte van het bewustzijn. De theorieën van Freud drongen langzaam maar zeker door in de literatuur, zeker nadat de Leidse psychiater Jelgersma zich in 1914 openlijk had bekeerd tot de opvattingen van de Weense psychiater. In Frankrijk raakte het surrealisme in de mode, zoals ook in Nederlandse en Vlaamse tijdschriften te lezen was. Prozaschrijvers vertoonden steeds vaker de neiging hun stijl te versoberen en legden sterker het accent op de denkprocessen van hun personages. Tegelijkertijd keerden veel auteurs zich af van de moderniteit en bleven streekromans en historische romans geliefd, bloeide de literatuur van voorgaande generaties als nooit tevoren en doken in romans en gedichten steeds vaker ondergangstheorieën op. Veel oudere dichters bleven klassieke verzen schrijven, maar de jongeren gaven ofwel de voorkeur aan breed uitdijende humanitaire verzen, ofwel aan kernachtige expressionistische poëzie. Het begrip ‘gemeenschap’ dook in de meest uiteenlopende betekenissen op. Tegengestelde visies streden in de literatuur om voorrang, grofweg te verdelen in engagement en autonomie. Sommigen vonden dat literatuur een boodschap moest hebben; anderen meenden juist dat een literair werk los moest staan van de werkelijkheid en de maker. |
|