Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 496]
| |
[975B] Tuinbeeld(aant.)Zoëven, zegt hij, starend in 't verschiet,
heeft zich iets eigenaardigs afgespeeld.
Het tuinbeeld nl. dat u plaatsen liet,
omdat het voor uw dwaalbegrippen scheelt
5[regelnummer]
(waarmee je ons nu lang genoeg verveelt),
vanuit uw slaapvertrek zag ik het niet.
Ik schoot een bok: daar staat het immers niet.
Hetzelfde ogenblik werd aangebeld.
Een vrome wens heeft me parten gespeeld.
10[regelnummer]
Ik ben direct naar beneden gesneld,
hoewel een stem van binnen het ontried,
net of u riep, heb ik me nog verbeeld.
Bij 't opendoen was er geen mens te zien.
(Daar ben je dan ook huisknecht voor misschien.)
15[regelnummer]
De zon scheen onnatuurlijk op 't gazon.
Nooit stond een dode mij zo voor de geest.
Later keek ik achter, in de salon:
het klare uitzicht op de vrouw van steen
had zich hersteld; natuurlijk niks geweest.
|
|