Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 478]
| |
[956A] Aquarium(aant.)Goudvissen, een phalanx van schijn,
louteren als lover
onder de waterlijn;
kabouterend om een hoek,
5[regelnummer]
schokschouderend op zoek.
Gezeten aan hun middelloodlijn
komen zij toegeschoven
in al het ondersteboven
van kamer en raamkozijn.
10[regelnummer]
Tegen de zwaartekracht in
randen zij bovenin
even het droge aan,
alsof van hun uit gezien
en met ons oog bovendien
15[regelnummer]
buren aan 't bekvechten slaan.
Maar beide realiteiten
zullen elkaar niet bijten.
God scheidde water en land
en stapte voor 't eerst aan land.
20[regelnummer]
Het spiegelbeeld kwam tot stand.
Jezus liep over het water,
maar dat was terug en later;
een spooksel, dachten ze, staat er.
Wij zijn hier niet aan het strand.
25[regelnummer]
Wij zijn hier bij de interne
vraagstukken van de moderne
hydrodynamische wetten,
die het ons voorlopig beletten.
De watervracht naar omhoog
30[regelnummer]
en de evenwichtelleboog
grondvesten iedere vis
waar hij toevallig is.
| |
[pagina 479]
| |
Met minder kan hij niet toe
en meer wordt hij nimmer moe
35[regelnummer]
diepzinnig te verplaatsen
in een voorzichtig haasten;
een vrijheer onbetwist,
als hij niet beter wist;
de staart met zachte zwenking
40[regelnummer]
aanhoudend in bedenking.
O vis waarmee het bezig is
wat ik niet heb: verheffenis
op eigen kracht en zinken
door drempels van verdrinken;
45[regelnummer]
symbool van God de Zoon
om ons verdiende loon.
Er is daar nooit iets te horen
onder die heldere toren.
Al dreunen straaljagers over,
50[regelnummer]
zij vallen nimmer voorover,
beveiligd binnen hun tover.
Aan één stuk door verkiezen
zij vlak voor hun neus precieze
punten aan doofstom glas,
55[regelnummer]
kauwende op hun kiezen
of water wittebrood was;
scheelogend langs het niets;
zichzelf het enige iets;
om plotseling, zonder reden,
60[regelnummer]
te vluchten uit het heden
terug naar het verleden,
weg door het weerstandloze
en doen de namiddag blozen;
het weerlichten van de geest
65[regelnummer]
waarvan je in Genesis leest.
|
|