Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 480]
| |
[848B] Kaïn(aant.)Hij is niet langer bang meer voor een ander
en kijkt hem recht in zijn verdommenis.
Als deze merkt waar 't om begonnen is,
wijken hun blikken langzaam uit elkander.
5[regelnummer]
Of treft hij pas zijn ware tegenstander:
lagen van spervuur, tot verglommen is
alles wat aan hem op te sommen is.
‘Mijnheer De Visser.’ ‘Mijnheer Kolenbrander.’
Meisjes niet meer. En vrouwen kijken niet.
10[regelnummer]
Alleen een enkele heeft kinderogen,
waarmee hij zich terstond bedriegen laat.
Of die zich later door hem voelt bedrogen,
wanneer het weer dezelfde kant opgaat.
Reden waarom er weinig overschiet.
15[regelnummer]
Hij woont, door een Ausweis gedekt van God,
vlak bij het paradijs, in het land Nod.
|
|