| |
| |
| |
[848] Vrijgezel
Overlevering
T1 |
Podium 6 (oktober/november/december 1950), p. 538. |
M1 |
Typoscript, kopij D1, H-50. |
P |
Proef D1, H-50. |
D1 |
Mascotte, p. 36. |
D2 |
Voorbij de laatste stad1, p. 118. |
D3 |
Voorbij de laatste stad2, p. 136. |
T2 |
Maatstaf 3 (december 1955), p. 687. |
M2 |
Typoscript, H-115. |
T3 |
Maatstaf 8 (maart 1961), p. 798. |
D4 |
Verzamelde gedichten, p. 967. |
| |
Datering
Vóór 15 augustus 1950 (T1)
Vóór 15 januari 1955 (D2)
Vóór december 1955 (T2)
Vóór maart 1961 (M2)
| |
Leestekst
T1
D2 (zie p. 480)
T2 (zie p. 487)
M2 (zie p. 519)
| |
Ontwikkelingsgang
Dit gedicht is door Achterberg een aantal malen dermate ingrijpend gewijzigd, dat in deel 1 vier leesteksten zijn opgenomen. Hieronder worden de verschillende versies (respectievelijk T1-D1, D2-3, T2 en M2-D4) nogmaals in parallelle presentatie afgedrukt.
| |
Varianten en correcties
T1-D1, r. 1-14:
1 |
T1-D1 |
Ik ben niet langer bang meer voor een ander. |
2 |
T1-D1 |
Ik kijk hem fier in zijn verdommenis. |
3 |
T1-D1 |
Zodra hij merkt waar 't om begonnen is |
4 |
T1-D1 |
gaan onze blikken langzaam van elkander. |
5 |
T1-D1 |
Of wordt hij pas mijn ware tegenstander: |
6 |
T1]-D1 |
lagen van spervuur, tot verstommen is |
7 |
T1-D1 |
alles wat aan mij op te sommen is. |
| |
| |
8 |
T1 |
‘Mijnheer De Visser |
’. |
‘Mijnheer Kolenbrander |
’. |
|
M1-D1 |
| |
|.' |
| |
|.' |
9 |
T1-D1 |
Meisjes niet meer. En vrouwen kijken niet. |
10 |
T1-D1 |
Alleen een enkele heeft kinderogen, |
11 |
T1-D1 |
waardoor ik mij terstond bedriegen laat. |
12 |
T1-D1 |
Of die zich later door mij voelt bedrogen, |
13 |
T1-D1 |
wanneer het weer dezelfde kant opgaat. |
14 |
T1-D1 |
Reden waarom er weinig overschiet. |
|
|
|
D2-3, r. 1-16: |
| |
| |
15 |
D2-3 |
Hij woont, door een Ausweis gedekt van God, |
16 |
D2-3 |
vlak bij het paradijs, in het land Nod. |
|
|
|
|
|
T2, r. 1-22: |
12 |
T2 |
die echter langs hem heen zien, onbewogen, |
13 |
T2 |
naar een geluk dat voor geen mens bestaat. |
17 |
T2 |
bekent zijn huisvrouw, volgens het gebod; |
18 |
T2 |
wint Henoch; (niet, die wandelde met God |
19 |
T2 |
terug naar Eden, engelen ten spot; |
20 |
T2 |
dat komt nog) bouwt een stad rondom zijn lot. |
| |
| |
21 |
T2 |
In hoge ouderdom gaat hij kapot. |
22 |
T2 |
Voor God en iedereen een batig slot. |
|
|
|
|
|
M2-D4, r. 1-22: |
1 |
M2-D4 |
Kaïn, vervloekt na broedermoord, terstond |
2 |
M2-D4 |
van de aardbodem, van de grond verdreven, |
3 |
M2-D4 |
die hem de vrucht des velds niet meer wou geven, |
4 |
M2-D4 |
Kaïn was bang dat doodsloeg wie hem vond. |
5 |
M2-D4 |
Hij riep het uit: mijn zonden zijn te groot. |
6 |
M2-D4 |
Maar God stelde een teken, dat geen hond |
7 |
M2-D4 |
hem aan zou raken op straffe van zeven |
8 |
M2-D4 |
keren vervloekt te worden, een verbond |
9 |
M2-D4 |
om in 't verborgen verder mee te leven. |
15 |
M2-D4 |
Dat was een neef. Van hem stamt Christus af, |
16 |
M2-D4 |
die voor ons stierf en oprees uit het graf.) |
18 |
M2-D4 |
Uit deze linie komt het orgel voort |
19 |
M2-D4 |
en worden voor het eerst harpen gehoord; |
20 |
M2-D4 |
reuzen gezien; mannen van naam, Nimrod. |
21 |
M2-D4 |
Totdat de zondvloed zich erover stort. |
22 |
M2-D4 |
Babel en Ninevé. De spraak verwart. |
| |
| |
| |
Commentaar
1 | Zie [847] ‘Erfvijand’, noot 1. |
2 | Op 15 januari 1955 stuurde Achterberg een nieuwe versie van dit gedicht aan Bert Bakker ter opname in Voorbij de laatste stad (D2-3). In de inhoudsopgave van Voorbij de laatste stad1-2 staat ten onrechte als bronvermelding: ‘uit: Mascotte, 1950’. Pas in de derde druk van de bloemlezing werd vermeld dat het ‘een nieuwe, speciaal voor deze bloemlezing gemaakte versie van “Vrijgezel” uit de bundel Mascotte’ betrof (zie § 46.1 en ook hierná, noot 6). Over de versie D2-3 heeft Achterberg later tegenover A. Middeldorp verklaard: ‘Aan de verandering van de titel Vrijgezel in Kaïn [...] had ik niet genoeg. Door het vers in de derde persoon te schrijven kwam ik er vrijer tegenover te staan.’ Zie A. Middeldorp, ‘'t Woord heeft het laatste woord’, p. 201. |
3 | Na de opname in Voorbij de laatste stad1-2 heeft Achterberg van dit gedicht een volledig andere versie geschreven, die tijdens zijn leven alleen gepubliceerd werd in Maatstaf 3 (december 1955), p. 687 (T2, zie ook [967] ‘Draaiboek’, noot 1). Onder dit gedicht staat de, enigszins onjuiste, noot: ‘Nieuwe versie; zie voor de eerste Voorbij de Laatste Stad, een bloemlezing uit zijn poëzie, 2e druk 1955, blz. 136.’ Deze versie is in 1962 overgenomen in de derde druk van Voorbij de laatste stad (zie noot 6). |
4 | In de kopij voor Cryptogamen 4 (bestaande uit een losgescheurd exemplaar van Mascotte, zie de Lijst van documentaire bronnen, H-112) is de bladzijde waarop dit gedicht staat afgedrukt (p. 36) doorgehaald. Deze bron wordt hier verder niet in de tekstontwikkeling betrokken: op het moment van de samenstelling van Cryptogamen 4 heeft Achterberg deze oude versie als vervallen beschouwd; hij verving haar echter niet door één van de nieuwere versies. Later heeft Achterberg dit standpunt herzien: begin januari 1962, dus na de publicatie van de laatste versie van ‘Kaïn’ (zie noot 5), heeft hij tegenover A. Middeldorp verklaard: ‘Dat daarin [= de laatste versie van “Kaïn”] geen regel meer staat uit Vrijgezel, had ik me, eerlijk gezegd, niet gerealiseerd; nu mag dat vers in Mascotte terugkeren.’ De versie ‘Vrijgezel’ is echter niet opgenomen in de Verzamelde gedichten. Zie A. Middeldorp, ‘'t Woord heeft het laatste woord’, p. 201 en verder § 51-2. |
5 | De vierde bewerking van dit gedicht verscheen in 1961 in de maart-aflevering van Maatstaf en werd postuum opgenomen in de Verzamelde gedichten. Volgens A. Middeldorp vertelde Achterberg hem reeds in september 1960 dat hij aan een nieuwe versie van het gedicht werkte: ‘In een commentaar op Genesis had hij de Kaïn aangetroffen die gestalte zou krijgen in het nieuwe vers: de historische Kaïn.’ Later, begin januari 1962, heeft hij over de nieuwe versie onder meer gezegd: ‘Aan Fall-out ben ik gekomen door de romantitel Zij vielen uit Gods hand. Van “vallen uit” kwam ik op “fall-out” en dit laatste woord werd het. Kaïn viel uit Gods hand, maar er valt ook radio-actieve neerslag. Daardoor kon Nimrod in het vers voor de zondvloed komen. “Totdat” in de voorlaatste regel blokkeert inderdaad, maar het woord heeft toch ook zijn gewone betekenis gehouden. De radioactieve deeltjes zijn hoog opgejaagd en komen pas lang na de explosie neer. De explosie (de zondvloed) had voor Nimrod plaats; de dodende neerslag valt lang na hem. Ik bedoel: het oordeel komt nog altijd op ons
|
| |
| |
| neer. [...] En wat die uitweiding over Christus betreft, zeker, die is meer dan een historische toelichting, maar het oordeel blijft ook. In die commentaar op Genesis heb ik gezien, dat men tegenwoordig anders over Kaïn denkt dan vroeger; men beschouwt hem niet meer als van de genade uitgesloten. Misschien heb ik juist daarom die laatste versie wel geschreven.’ (A. Middeldorp, ‘'t Woord heeft het laatste woord’, p. 199-201.) Zie ook § 48.4.2. |
6 | Op 7 mei 1962 stuurde Bert Bakker aan P. Rodenko ‘een eigen exemplaar van “Voorbij de laatste stad” van Gerrit, met ingevoegd op blz. 136 de door hem geprefereerde versie van “Kaïn”, benevens zijn correctieblaadje.’ Rodenko heeft deze nieuwe versie niet opgenomen in de derde druk van Voorbij de laatste stad. In de verantwoording schrijft hij: ‘Het gedicht “Kaïn” op blz. 120, dat op zichzelf reeds een nieuwe, speciaal voor deze bloemlezing gemaakte versie van “Vrijgezel” uit de bundel Mascotte was, is met het oog op een eventuele herdruk, opnieuw door de dichter bewerkt. In Maatstaf (maart 1961) staat de laatste versie onder de titel “Fall-out”.’ (Voorbij de laatste stad3, p. 40.) Deze derde druk blijft hier verder buiten beschouwing. Zie ook § 46.2. |
7 | Vgl. A. Middeldorp, ‘De tegenwoordige tijd van toen’, p. 180. |
8 | Literatuur over het gedicht:
Honders, A.C., ‘Achterberg en het bijbels getuigenis.’ |
A. Middeldorp, ‘'t Woord heeft het laatste woord.’ |
A. Middeldorp, De wereld van Gerrit Achterberg, p. 150-165. |
|
|
|