Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 456]
| |
[922] Innemée(aant.)Ze worden hier begraven met een haast
alsof de dood hen op de hielen zit.
En wat een buitenman het meest verbaast
is dat de stoet bijna geen staart bezit;
5[regelnummer]
natuurlijk weer een ver familielid
waarmee men even naar de groeve raast
om gauw terug te wezen van de rit,
want ieder blijft zichzelf het allernaast.
Bij ons luiden ze urenlang de klok.
10[regelnummer]
Een kind beseft wat te gebeuren staat.
Men schaart zich achter 't lijk in diepe stilte.
En lang daarna hangt in het dorp een kilte,
die iemand door de schouderbladen gaat;
als het herstellen van een zware schok.
|
|