Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd[764] Treinnimph(aant.)Het leven ligt te bloeien aan haar wang.
In zoete welving steekt de kin naar buiten
om met een gleuf tegen haar lip te sluiten,
die met de bovenlip staat in ontvang
5[regelnummer]
van kussen, die als koele winden fluiten.
Wat zijn haar beenen rank en recht en lang.
Knieën en enkels en de slanke kuiten
staan met het rokje strang en in bedwang.
Zijn wij in Amsterdam, vroeg ze tenslotte.
10[regelnummer]
Ik stotterde. Ik kon geen antwoord geven.
Een ander was mij voor en kreeg haar blik.
Toch valt er met een dichter niet te spotten:
omdat hij alles al heeft opgeschreven
maakt hij zich achteraf niet dun of dik.
|
|