Gedichten. Deel 1. Teksten
(2000)–Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
[246] (De wijlen dat zij het verkoos)(aant.)De wijlen dat zij het verkoos
zich prijs te geven aan het boos
opzet der zinnen,
om te winnen:
5[regelnummer]
een kind,
een wind,
een sterrenhoos,
lag ik bij haar om te beminnen
dit zoete streven, dit van binnen
10[regelnummer]
verbonden sluiten tegen een,
die met ons twee te samen scheen
in den beginne,
maar die wij mochten onderkennen
en stellen in zich zelve zonder
15[regelnummer]
nog deel te hebben aan het wonder,
dan 'n weinig wederzijdsch geween
als wij opstonden -
o staan binnen elkanders handen
als kostbaarheden, onomwonden
20[regelnummer]
van schaduwen en zonden,
met oogen, die beseffen konden
wat zij stralend verpandden
aan 't nu ontbloeid kamergeheim
dat met uw zoet aanwezig zijn
25[regelnummer]
de dagen door was ingegroeid
aan meubel, deur en raamkozijn
en al wat met u was gemoeid
lag uit zijn sluimering ontboeid
aan uwe voet - o soeverein -
30[regelnummer]
- o schreden uit en tot elkander
in het geluksgebied, waarvan de randen
als water in de wereld stonden,
tot op hun bron gespannen en bezonnen.
|
|