Zacht Lawijd. Jaargang 8
(2009)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
Michel Seuphor (1980). Foto: Photo Branchet
| |
[pagina 147]
| |
Marco Entrop
| |
[pagina 148]
| |
heeft ook wat te raden overgelaten door sommige personages achter een masker te verbergen, zaken en gebeurtenissen een andere naam of wending te geven. Toch zijn Wahrheit en Dichtung, zeker waar het Mondriaan betreft, doorgaans niet moeilijk van elkaar te onderscheiden. Hij komt in de roman voor als de uit Zuid-Afrika afkomstige schilder Mare Eentzam. Deze door Seuphor opgelegde achtergrond mag dan wat gekunsteld aandoen en vergezocht lijken, verder heeft de schrijver niet al te zeer zijn best gedaan het voor de goede verstaander nodeloos ingewikkeld te maken. | |
[pagina 149]
| |
ImbecielIn april 1923 was Seuphor voor het eerst in Parijs. Vele jaren later zou hij zich herinneren dat hij in die tijd Mondriaan slechts kende door reproducties van zijn werk en door zijn beschouwingen in De Stijl. ‘Maar dat alles was van geen belang meer voor me, toen ik in contact was gekomen met den mensch zelf, met de atmosfeer van het atelier.’Ga naar eind4 De romanwerkelijkheid is een iets andere. Olivier Trickmansholm heeft nog nooit van Eentzam gehoord wanneer hij in Parijs arriveert. Het is de derde keer in één jaar dat hij de stad bezoekt. Als hij op een dag voorbij de boekenstalletjes langs de Seine slentert, valt zijn oog op een exemplaar van het tijdschrift Graal, een nummer van het jaar daarvoor, over Parijs. Er steekt een blaadje uit bij het artikel van Ludo Meesters, vol venijnige aantekeningen in tekenkrijt. ‘Die Meesters is een plagiator of een imbeciel’, leest Trickmansholm in de gauwigheid. ‘Heeft het werk van Eentzam gezien, misschien zijn boek gelezen, maar er niets van begrepen.’Ga naar eind5 Volslagen idioot, volgens de onbekende criticaster, is Meesters' poging Eentzam bij het kamp der gemeenschapskunstenaars in te lijven. Het werk van Meesters is zuiver decoratief, dat van Eentzam is een hemel van de schilderkunst. Het was, zoveel jaren later, nog een ferme stoot onder de gordel die Seuphor hier uitdeelde. Ludo Meesters is de Antwerpse constructivist Jozef Peeters (1895-1960), met wie Seuphor met ingang van de tweede jaargang leiding had gegeven aan Het Overzicht, een samenwerking die in onenigheid eindigde en tegelijk de ondergang van het blad betekende. Het tijdschrift Graal is een ondubbelzinnige verwijzing naar Het Overzicht. Het artikel van Meesters laat zich terugvinden in het nummer van september 1922, Peeters' lezing ‘Inleiding tot de moderne plastiek’.Ga naar eind6 Aan het slot van zijn beschouwing, bij de behandeling van de hedendaagse ‘ismen’, komt Peeters te spreken over de ‘zuivere beelding’ van Mondriaan. Volgens Peeters is die een goede stap in de richting van de door hem voorgestane gemeenschapskunst, de Vlaamse variant van het constructivisme, maar niet de ultieme. Met deze opvatting maakte Seuphor in zijn roman dus korte metten. | |
Graflucht‘Een hemel van de schilderkunst’ - Trickmansholm is onmiddellijk vervuld van nieuwsgierigheid. Wie is Eentzam? Hij heeft nog nooit van de man gehoord, maar wil hem hoe dan ook leren kennen. De naam Eentzam zegt niemand wat als Trickmansholm bij een paar galeries navraag doet. Bij een kleine galerie in Montparnasse heeft hij beet. Volgens de galeriehouder woont Eentzam vlakbij, in Rue du Départ, op nummer 26. Hij weet verder te vertellen dat Eentzam nooit exposeert, omdat hij maar twee of drie doeken per jaar schildert, en die zijn dan op voorhand verkocht aan Amerika of Duitsland. In sommige artiestencafés kent men hem wel, maar buiten die kring is Eentzam zo goed als onbekend. Hij heeft trouwens | |
[pagina 150]
| |
een boekje geschreven over zijn schilderskunst, volgens de galeriehouder tamelijk diepzinnig en vol nieuwe begrippen. Het heet: L'art de demain. - Vers un nouveau langage plastique. Hij heeft het wel eens in handen gehad. Nee, Eentzam is meer filosoof dan kunstenaar, een kluizenaar bovendien. Eind oktober 1921 betrok Mondriaan een atelierwoning op de derde verdieping van het pand op nummer 26 in Rue du Départ in de wijk Montparnasse, niet ver van het station. In januari van dat jaar was bij Galerie L'Effort Moderne, van de Parijse kunsthandelaar Léonce Rosenberg (1879-1947), zijn brochure Le néo-plasticisme. Principe général de l'équivalance plastique verschenen. Hierin zette Mondriaan zijn theorieën over kunst uiteen die hij eerder in verschillende bijdragen in De Stijl had verwoord.Ga naar eind7 Meteen de volgende dag begeeft Trickmansholm zich naar het adres op Rue du Départ. Nummer 26 is een oud gebouw van drie etages, troosteloos en beroet door de rook van de locomotieven van het nabijgelegen treinstation. De trap rechts op de binnenplaats leidt naar de derde etage, een wenteltrap, donker en vuil. Er hangt een geur van vochtige aarde, een graflucht die hem doet huiveren. Even overweegt Trickmansholm rechtsomkeert te maken, maar de derde verdieping is gelukkig snel bereikt. Toen hem ruim zestig jaar later werd gevraagd het atelier van Mondriaan te beschrijven, wist Seuphor het nog allemaal vrij precies, zelfs de geur kon hij zich herinneren: ‘Het binnenplaatsje, waaraan de opgang naar Mondriaans atelier lag, was heel miserabel. In het trappenhuis stonk het een beetje. En dan zijn voordeur. Men kon zich niet vergissen: een donkerbruine deur, middenop een klein wit visitekaartje, ongeveer vier bij zes centimeter met “Piet Mondriaan” er op. Als men daar binnen ging was het ook donker, maar als je dan die tweede deur binnenging, als díé openging, kwam men van de hel in de hemel. Prachtig! Dat was ongelofelijk. Als die deur openging en men stapte binnen, was men buiten de wereld. Een ongelofelijk gevoel van schoonheid, van vrede, van rust en van evenwicht.’Ga naar eind8 | |
Berustende droefheidZo ver zal Trickmansholm de eerste keer niet komen. Driemaal laat hij de bel onder het naamplaatje overgaan. Ook op zijn bescheiden kloppen volgt geen reactie. Beneden vertelt de conciërge hem dat Eentzam nooit opendoet als hij geen bezoek verwacht. Alleen op maandag- en vrijdagmiddag kun je hem thuis treffen. 's Avonds, na het eten, is hij altijd te vinden in Café du Dôme om er zijn vrienden te ontmoeten. Nog dezelfde avond wandelt Trickmansholm de Boulevard de Montparnasse af naar Le Dôme. Tijdens zijn vorige bezoeken aan Parijs was hij er een paar keer geweest, onder anderen met Ivan Goll, Paul Dermée en de kunstschilder Léger. De sfeer had hem toen niet echt kunnen bekoren, waardoor hij het etablissement voortaan zou mijden. Trickmansholm ziet enkele bekenden, maar zondert zich na binnenkomst snel af. De futuristische dichter en toneelschrijver Ruggero Vasari (1898-1968), als vazal van | |
[pagina 151]
| |
Foto van het atelier van Mondriaan in de Rue du Départ 26 in Parijs (1926). Achteraan op het kleine kastje de maquette voor het decor van Seuphors toneelstuk L'Ephémère est éternel
Marinetti actief in Berlijn, is de entree van Trickmansholm niet ontgaan. Eentzam kent hij niet persoonlijk, zegt hij, maar hij weet dat de schilder in Duitse avant-gardekringen op handen wordt gedragen. Een andere stamgast blijkt Eentzam wel te kennen. Het is de Sloveense kunstschilder en fotograaf Veno Pilon (1896-1970). Hij beweert wel eens reproducties voor Eentzam te hebben gemaakt. Pilon wijst Trickmansholm op een kalende man in het groepje dat zich in een hoekje van de zaak heeft teruggetrokken. Hij kan zijn ogen niet geloven. Is dat Eentzam? Tegen een ontmoeting met Mondriaan, bekende Seupor vele jaren later, had hij nogal opgezien. Door wat Theo van Doesburg (1883-1931) over hem had verteld en na de lectuur van zijn artikelen in De Stijl, had Seuphor zich een beeld van Mondriaan gevormd als een persoonlijkheid van geweldige importantie, maar ook iemand die extreem rechtlijnig was, een vrijwel onhoudbare soberheid predikte en op een bijna fanatieke wijze vasthield aan dogma's.Ga naar eind9 Bij alles wat hem de afgelopen dagen over Eentzam ter ore kwam, had Trickmansholm steeds een jonge man in gedachten, iemand met de allure van een overwinnaar. Maar daar, op de bank in Le Dôme, zit een praktisch oude man, die een zekere berustende droefheid uitstraalt. Hij is rijzig van gestalte, zoals geheel zijn voorkomen: hoog voorhoofd, puntige kin, grote zwarte ogen, serene blik. ‘Een hidalgo’, is het eerste wat | |
[pagina 152]
| |
er in Trickmansholm opkomt als hij Eentzam gadeslaat. Zoals hij daar zit. Eentzam is het onbetwiste middelpunt van het groepje luidruchtige geestverwanten om hem heen, ook al lijkt hij zich nauwelijks met hun gesprekken te bemoeien en slechts te luisteren. Daar zit helemaal geen oude man, maar iemand die volop in het leven staat, vrolijk is en jong van geest. Diep onder de indruk van het tafereel voor hem, beseft Trickmansholm onmiddellijk dat hij voor het eerst van zijn leven op het punt staat een mens te ontmoeten die volkomen zichzelf is, een idealist die niet uit is op eigen roem, wars is van carrièremakerij en niet streeft naar werelds succes. In die verwachting zal hij niet worden teleurgesteld. | |
Wijze lesOndanks hun leeftijdsverschil - Eentzam en Trickmansholm schelen dertig jaar - worden ze snel vrienden. Bij zijn eerste bezoek gedraagt Trickmansholm zich nog wat onzeker, geïmponeerd als hij is door het opmerkelijk heldere, geheel witgeschilderde atelier dat via een donker trapje wordt betreden. Maar ook door Eentzams natuurlijke terughoudendheid voelt hij zich aanvankelijk een beetje ongemakkelijk. Eentzam is duidelijk niet gewend aan betreders van zijn heiligdom. Hij leeft alleen, kookt zijn eigen potje en bestiert een eenvoudig huishouden. Een vrouw heeft Eentzam nooit gekend. Al twintig jaar woont hij in hetzelfde atelier. Om het ijs te breken heeft Trickmansholm een paar oude nummers van Graal meegebracht, evenals het blaadje met het commentaar op Ludo Meesters, dat hij in een ervan had aangetroffen. Eentzam is geamuseerd en ziet, in tegenstelling tot ‘zijn verdediger’, wel de kwaliteiten van het werk van Meesters, zoals hij mild is in het oordeel over al zijn kunstbroeders. Geen kwaad woord over Picasso, als Trickmansholm zijn bedenkingen tegen hem wil opwerpen. Picasso is een groot kunstenaar, zoals Eentzam ook zegt evenveel te houden van Léger, Georges Braque, Robert Delaunay, Juan Gris en Léopold Survage. Alleen, zij werken anders, vanuit een andere idee. Hij laat zijn jonge gast een compositie zien op een witte schildersezel, die nauwelijks afsteekt tegen de witte muur waarvoor hij is geplaatst. Het is een vierkant doek, egaal wit geschilderd, waarop een horizontale en een verticale zwarte lijn vier ongelijke rechthoeken vormen. De kleinste rechthoek is lichtroze gekleurd. Langs de rand van het doek is nog een zeer fijne verticale lijn getrokken. Wat volgt is een college van Eentzam dat - hoe kan het anders - volledig in de pas loopt met het gedachtegoed van Mondriaan, zoals onder meer vastgelegd in zijn brochure over het neo-plasticisme (die Trickmansholm op dat moment nog niet had gelezen). Voor de beschrijving van het bezoek van Trickmansholm aan het atelier van Eentzam zal Seuphor hebben rondgetast in eigen herinneringen. Maar mogelijk heeft hij, als een soort geheugensteuntje, ook met een schuin oog gekeken naar het interview met Mondriaan dat op 23 maart 1922 in de Nieuwe Rotterdamsche Courant was verschenen. Het vraaggesprek, naar alle | |
[pagina 153]
| |
Piet Mondriaan (1929)
| |
[pagina 154]
| |
waarschijnlijkheid afgenomen door de Parijse correspondent van de krant, Hans van Loon (1885-1942), beschrijft het bezoek van de journalist aan Mondriaans atelier in Rue du Départ.Ga naar eind10 Op onderdelen vertoont het interview opvallende parallellen met de desbetreffende passage in Les évasions d'Olivier Trickmansholm. Van Loon geeft een nagenoeg identieke schildering van het interieur en evenals Trickmansholm ontkomt hij niet aan de wijze les van het neo-plasticisme, door de schilder gegeven aan de hand van een aantal van zijn composities. Bovendien laat Mondriaan zich in ongeveer gelijke bewoordingen als Eentzam uit over collega's als Picasso en Léger en legt Van Loon de nadruk op de ingekeerdheid van de kunstenaar. | |
Halve waarheidZo dicht bij de werkelijkheid bleef Seuphor niet altijd. Over Eentzams achtergrond is Trickmansholm te weten gekomen dat hij is geboren in Transvaal. Na de Boerenoorlog (1899-1902) kwam hij met zijn vader, zelf ook kunstschilder, voor een kort verblijf naar Nederland. Al snel verhuisde hij naar Parijs, waar hij, in contact gekomen met de modernen, via het impressionisme, expressionisme en kubisme het eindpunt van de schilderkunst zou bereiken in zijn ‘eigen’ neo-plasticisme. Herbert Henkels vroeg zich af of Seuphor, door het personage Eentzam uit Zuid-Afrika afkomstig te laten zijn, misschien heeft willen weergeven dat de schilder volledig van zijn afkomst en omgeving was vervreemd. Was de geografische afstand tussen Parijs en Zuid-Afrika niet ook een metafoor voor de geestelijke afstand die Mondriaan scheidde, niet alleen van zijn geboorteland maar evenzeer van zijn directe omgeving in Parijs?Ga naar eind11 Zo ver had Seuphor het nu ook weer niet gezocht. Hij heeft Eentzam de biografie meegegeven van Mondriaans twee jaar jongere broer Willem Frederik (1874-1945). Halverwege de jaren negentig van de negentiende eeuw vertrok Willem Mondriaan naar Transvaal om er een functie bij de spoorwegen te aanvaarden. In het begin van de Boerenoorlog raakte hij als vrijwilliger gewond en werd gevangen genomen. In 1902 repatrieerde hij naar Nederland, maar een half jaar later was hij alweer terug op zijn post in Zuid-Afrika.Ga naar eind12 Mondriaan vertelde Seuphor vaak over zijn broer in Transvaal, die hij bewonderde.Ga naar eind13 Dat vader en zoon Eentzam allebei schilderden, was de halve waarheid. Als hoofdonderwijzer beschikte Mondriaan senior (1839-1921) over de akte tekenen - zoon Piet ontving van hem zijn eerste tekenlessen. Hij liefhebberde graag in de tekenkunst en vervaardigde een groot aantal historische gedenk- en feestplaten. Mondriaan heeft later altijd beweerd dat hij het meest van de schilderkunst had opgestoken van zijn oom Frits (1853-1932), de jongste broer van zijn vader, schilder van bosgezichten en landschappen in de sfeer van de Haagse School. Van het werk van neef Piet en zijn volgelingen, ‘met hun hoekjes en kruisjes en streepjes die zij voor “schilderkunst” uitgeven’, moest Frits Mondriaan overigens niks hebben.Ga naar eind14 | |
[pagina 155]
| |
TulpenHet duurt niet lang of Trickmansholm en Eentzam vormen een onafscheidelijk koppel in de Parijse kunstenaarsscene: de oude filosoof en zijn jonge discipel. Geregeld zijn ze samen te vinden in de cafés van Montparnasse, waar ze het middelpunt zijn van hun eigen wereld, soms druk in gesprek, dan weer enige tijd zwijgend, zij aan zij, allebei verzonken in hun gedachten. Trickmansholm maakt al snel deel uit van Eentzams selecte vriendenkring. Ze lopen met hem weg. Ze willen allemaal graag verkeren in het gezelschap van deze ‘voorname Vlaming’, welke reputatie Trickmansholm inmiddels heeft verworven. Zijn aanvankelijke weerzin tegen Montparnasse en zijn coterie is hij volledig kwijt. Olivier komt nu graag in de cafés om er met z'n vele nieuwe vrienden te verkeren. Wanneer Eentzam stipt om tien uur weer vertrekt om nog wat te gaan werken, mengt Trickmansholm zich onder de andere gasten. Zijn kennismaking met Eentzam heeft een compleet ander mens van hem gemaakt en gezorgd voor een ommekeer in zijn leven. Door zijn vriendschap met de jeugdige Trickmansholm leeft ook Eentzam helemaal op. Zakelijk gaat het allemaal een stuk minder. Hoewel hij beschikt over een paar trouwe liefhebbers van zijn werk in Duitsland, Amerika, Zwitserland en Nederland, verkoopt hij te weinig schilderijen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Exposeren doet hij niet meer sinds zijn laatste tentoonstelling uitliep op een teleurstelling. Ze viel samen met de publicatie van zijn brochure L'art de demain. Eentzam hoopte op enige ophef binnen de Parijse kunstkritiek. Dat gebeurde, maar alle commotie vond haar weerslag op de expositie die daardoor mislukte. Bij het verschijnen van Le néo-plasticisme had Mondriaans uitgever annex kunsthandelaar Léonce Rosenberg hem voor april 1921 een eenmanstentoonstelling in het vooruitzicht gesteld. Die ging niet door, waarna hij Mondriaan toezegde werk af te zullen nemen. Toen na afloop van de tentoonstelling in Calerie de l'Effort Moderne in november 1921 geen enkel schilderij van Mondriaan bleek te zijn verkocht, annuleerde Rosenberg zijn belofte. Mondriaan, die met negen werken was vertegenwoordigd, schoot er hierdoor flink bij in.Ga naar eind15 Om uit de financiële impasse te geraken, begint Eentzam bloemen te aquarelleren. Hij wil niet worden gedwongen zijn schilderijen onder de prijs te verkopen, dus moet hij wel zijn toevlucht nemen tot werk op bestelling. Eentzam is geliefd om zijn tulpen, altijd hetzelfde plaatje: een witte en een rode tulp, geschilderd tegen een zwarte achtergrond. In Amsterdam betaalt men er drie keer zoveel voor als voor een ‘abstracte Eentzam’. Mondriaan zag zich vaak genoodzaakt bloemen te schilderen in opdracht. In 1923 was er weer zo'n periode aangebroken. Op 25 januari liet hij aan de Nederlandse verzamelaar Sal Slijper (1884-1971) weten, dat hij hun prijs wenste te verhogen, ‘omdat de bloemen het beter doen dan dat ik had durven hopen. Ik vroeg eerst veel te weinig, hoewel er veel meer werk in zit en ze zijn volmaakter’.Ga naar eind16 Slijper zocht kopers voor Mondriaans bloemen. Alle soorten heeft Mondriaan getekend: amaryllissen, chrysanten, dahlia's, | |
[pagina 156]
| |
V.l.n.r zittend: Ingeborg Bjarnasson, mme Exgter, mme Vera Idelson, Piet Mondriaan, mme Lucy Glarner, onbekend. V.l.n.r. staand: Stazenski, Frits Glarner, Martini, Lancelot Ney en Michel Seuphor. Lente 1929. Foto door mme Rosie Ney
gladiolen, goudsbloemen, irissen, lelies en rozen, maar nooit tulpen. En ook niet meer dan één bloem per afbeelding. Seuphor had in Mondriaans atelier nooit enig spoor aangetroffen van een levende bloem. Maar op een tafeltje, naast de deur naar de trap, stond in een ronde vaas een kunsttulp. Mondriaan had die helemaal wit geverfd, omdat hij de kleur groen uit zijn omgeving wilde houden [afbeelding].Ga naar eind17 Seuphor knipoogde naar de werkelijkheid door Eentzam uitsluitend tulpen te laten schilderen. | |
Verbale muziekGeïnspireerd door de omgang met Eentzam en de nieuwe vriendenkring begint Trickmansholm van alles te ondernemen. Hij wil zich inzetten voor het werk en het gedachtegoed van zijn vriend door erover te gaan schrijven. Al snel geeft Eentzam hem de opdracht zijn teksten te vertalen voor belangrijke kunsttijdschriften in Berlijn en New York. Seuphor hielp vanaf 1925 Mondriaan bij het vertalen en de correctie van zijn artikelen in het Frans. Zijn eerste echte artikel over Mondriaan zou hij overigens pas in 1937 publiceren, in het Gentse kunsttijdschrift Opbouwen.Ga naar eind18 Trickmansholm begint ook weer poëzie te schrijven, abstracte gedichten in de geest van Eentzams schilderkunst. Die nieuwe poëzie noemt hij | |
[pagina 157]
| |
‘verbale muziek’. Het woord noch de betekenis van het woord is van belang in de nieuwe poëzie, maar de ritmiek, de klank, de harmonieuze eenvoud van de bewoordingen, die de ritmiek haar uitdrukkingskracht geeft. Om abstract te zijn, moet de poëzie ontdaan zijn van iedere strekking, had Trickmansholm bedacht. Als voorbeeld van deze nieuwe poëzie citeert Trickmansholm een van zijn composities:Ga naar eind19
Sinn-gue sann-gue sinngue sann-gue
sinn-gue sann-gue sonng
t'es bêêête
sinn-gue sann-gue sinn-gue sann-gue
sinn-gue sann-gue sonng
t'es bêêête (bis)
ou-i ou-istiti
In 1926 publiceerde Seuphor zijn eerste dichtbundel in het Frans, Diaphragme intérieur et un drapeau, twee jaar later gevolgd door Lecture élémentaire, een bundeling van de gedichten die hij tussen 1925 en 1927 had geschreven. Lecture élémentaire zou hem een plaats bezorgen in het pantheon der klankdichters, tussen onder anderen Hugo Ball, Raoul Hausmann en Kurt Schwitters.Ga naar eind20 Het door Trickmansholm aangehaalde gedicht komt in geen van beide bundels voor, maar lijkt wel heel erg veel op een proeve van de door Seuphor voorgestane poëzie in zijn essay ‘Poétique nouvelle’, dat verscheen in het laatste nummer van zijn tijdschrift Cercle et Carré en dat als volgt luidt:Ga naar eind21 sinnge sannge sinnge sannge sinnge sannge song
vaillance
sinnge sannge-sinnge-sannge-sinnge-sannge-song
vaillance
vaillance
sinng vaillance
Schaamteloos autobiografisch ging Seuphor even verderop in de roman te werk. Op een poëzieavond in Galerie Slivinsky (die werkelijk heeft bestaan, op het adres 3, Rue du Cherche-Midi) laat hij Olivier Trickmansholm onder veel bijval het gedicht ‘Erreur brevetée’ voordragen, waarmee het komende nummer van Le Carré parfait zou openen, het door Trickmansholm in Parijs opgerichte avant-gardetijdschrift. Seuphor had dit gedicht op 30 april 1930 voorgedragen in Galerie 23, in Rue La Boéti, tijdens een literaire avond in het kader van de eerste internationale kunsttentoonstelling van Cercle et Carré. Mondriaan bevond zich onder de aanwezigen. ‘Erreur brevetée’ maakt werkelijk deel uit van het oeuvre van Seuphor en werd door hem gepubliceerd in het derde nummer van Cercle et Carré en is later gebundeld.Ga naar eind22 | |
[pagina 158]
| |
Brief van Mondriaan aan Sal Slijper [1923]: ‘Ik heb twee bloemen om je te zenden. De witte kelken zijn nog niet geheel gereed en zend ik na Paschen.’
| |
[pagina 159]
| |
[pagina 160]
| |
[pagina 161]
| |
[pagina 162]
| |
Prospectus van uitgeverij Aubier voor Les Évasions d'Olivier Trickmansholm (1939) [privécollectie]
| |
SomberderIn Lecture élémentaire bracht Seuphor ook de theatertekst L'Ephémère est éternel (Het vergankelijke is eeuwig) onder, die hij in het voorjaar van 1926 in Rome had geschreven. Nadat hij bij thuiskomst het stuk aan Mondriaan had laten lezen, maakte de schilder, tot verrassing van Seuphor, een maquette voor de drie decors, één per bedrijf. Een toneelstuk van Trickmansholm met decors van Eentzam komt in de roman echter niet voor. Wél maakt Trickmansholm dezelfde reis als Seuphor, die hem vanuit Napels, via Rome (waar hij Marinetti ontmoet), Venetië en Boedapest weer naar Parijs voert. Op dit punt in de roman beginnen Wahrheit en Dichtung wat betreft Mondriaan en Seuphor van elkaar verwijderd te raken, net als beide romanpersonages. Terug in Parijs zoekt Trickmansholm Eentzam in zijn atelier op. Hij vindt hem veranderd, somberder geworden. Hun vriendschap begint te verwateren. Eentzam maakt nog wel deel uit van de kunstenaarsgroepering rond Le Carré parfait (Cercle et Carré), maar in andere activiteiten die Trickmansholm onderneemt, speelt hij al geen rol meer. | |
[pagina 163]
| |
Trickmansholm ontvlucht steeds vaker Parijs. Soms blijft hij maanden weg, zoals bij een rondreis door Spanje. Als hij weer terug is, heeft hij twee weken nodig om moed te verzamelen om bij Eentzam langs te gaan. Eentzam is blij hem te zien en vertelt honderduit over wat hij de afgelopen maanden allemaal heeft geschilderd en geschreven. Trickmansholm begrijpt hem niet meer en vindt hem nog somberder dan de vorige keer, en oud geworden. | |
AfscheidJaren verstrijken. Trickmansholm is intussen getrouwd met Laure Lahicou en verhuisd naar Zuid-Frankrijk, naar een gehucht in de buurt van Nîmes. Vijf jaar heeft hij Eentzam niet gesproken als Trickmansholm in 1937 een poging doet het contact te herstellen. Maar van beide kanten ontbreekt de wil om de afstand tussen hen nog te overbruggen. Ze zullen elkaar ook niet meer zien. Een jaar later overlijdt Olivier Trickmansholm. Nadat Seuphor in 1934 was getrouwd en Parijs had verlaten ‘om van vijgen te gaan leven en mij terug te trekken in de meest bescheiden plekjes der natuur’, zag hij Mondriaan nog maar twee of drie keer, toevallig, bij een kort bezoek aan Parijs.Ga naar eind23 Ze zouden elkaar wel blijven schrijven. Langs die weg zal Seuphor hebben vernomen dat Mondriaan zijn atelier in Rue du Départ, waar de kiem van hun vriendschap was gelegd, moest verlaten omdat het complex gesloopt zou worden ten behoeve van de uitbreiding van Gare Montparnasse. In maart 1936 betrok Mondriaan een atelierwoning aan de Boulevard Raspail. Ook Mondriaan en Seuphor zouden elkaar daarna niet meer zien. In oktober 1938 kwam Seuphor net te laat in Parijs aan om afscheid van zijn vriend te kunnen nemen. Na negentien jaar had Mondriaan de stad verlaten en de oversteek naar Londen gemaakt. Daar hoopte hij veilig te zijn voor het naderende oorlogsgevaar. Bovendien waren veel van zijn geestverwanten inmiddels uit Parijs vertrokken. Uit Londen ontving Seuphor zijn laatste brief. | |
Hunkeren naar het absoluteHet is niet bekend of een exemplaar van Les évasions d'Olivier Trickmansholm - het boek verscheen in juni 1939 - Mondriaan ooit heeft bereikt. Een reactie van hem op de roman is niet overgeleverd. Het jaar 1940 zou de twee vrienden voorgoed scheiden. Mondriaan nam in september - hij was toen 68 - de wijk naar New York, waar hij op 1 februari 1944 zou overlijden. Seuphor hoorde pas van zijn dood na de bevrijding van Parijs. In Parijs was de belangrijkste tastbare herinnering aan hun vriendschap inmiddels weggevaagd, ontdekte Seuphor na de oorlog: ‘[...] ik trachtte tegen den grijzen hemel, de plaats terug te vinden, waar het atelier was, nu ontlichaamd, waar ik zoo dikwijls heb gezeten om te herademen, om te zien | |
[pagina 164]
| |
en te hooren wat me toen deed leven. Het beteekende meer voor mij dan een kapel, het was een kathedraal van kleine afmetingen, waar ik geschreven vond de nieuwe symbolen van een universeel geloof, dat mijn hunkeren naar het absolute bevredigde. De horizontaal-verticale orde en de drie kleuren sober gebruikt, afgezonderd door zwart en vereenigd door wit, dat zei mij alles, zelfs dat wat de dingen vanzelf niet zeggen. En alle levenswarmte was daar ook in besloten, bescheiden en subtiel, zonder uitbundige vreugde of woede. En als er dan nog in de vriendelijke stilte een hand was die thee schonk, dan was het geluk volkomen, en er mankeerde niets meer aan’.Ga naar eind24 Drie trappen op naar de hemel van de schilderkunst - verder was het niet. |
|