Zacht Lawijd. Jaargang 8
(2009)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |||||||||||||
Victor Delhez
| |||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||
Johan Vanhecke
| |||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||
Michel Seuphor, La Maison Claire (1943), opgedragen aan Victor Delhez
| |||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||
Quel triste reflet dans les lettres - ne trouves-tu pas? - de ce monde morose. Ici, depuis quelques années, on n'y voit que grisailles et récits monocordes. Toen Michel Seuphor de woorden ‘nos vivacités d'autrefois’ neerschreef dacht hij ongetwijfeld aan de jaren kort na de Eerste Wereldoorlog, toen hij en Delhez behoorden tot een groepje dat zich de Graalridders noemde. Andere leden waren de anarchist Geert Pynenburg, de criticus Mare Edo Tralbaut, de dichteres Sylvia de Ridder, de dichtende zussen Flora en Maria de Lannoy, Jules van Beeck en wellicht ook de dichter Victor Brunclair en de schilder Edmond van Dooren. Geert Pynenburg, ook bekend onder het pseudoniem Geert Grub, fungeerde een beetje als leider van de groep. Seuphor noemde hem de ‘dirigent’. Hij was ‘de meest levenslustige kameraad, de meest meeslepende en hij had ideeën voor tien’.Ga naar eind2 Delhez herinnerde zich hem als ‘die magere jongen met lange zwarte platte bles over dat gebazaneerd gelaat met scherpe geestdriftige trekken. Herinner me dat opstandig vers dat ge immer moest deklameren op 't eind van woelige vergaderingen’.Ga naar eind3 De naam Graalridders vinden we terug in een paar brieven van Alice Nahon, waarin zij Pynenburg het ‘prachtexemplaar der Graalridders’ noemt.Ga naar eind4 Alice Nahon kwam op vraag van haar vriendin Maria de Lannoy in 1920 Kerstmis vieren met de groep, maar het is mogelijk dat zij al eerder in contact was met de club. ‘Het is in ons clublokaal aan de Beggaardengang dat ik Alice Nahon voor het eerst ontmoet heb. Ze is daar gekomen met Victor Delhez. Dat was in het voorjaar van 1920, geloof ik’, vertelde Seuphor later.Ga naar eind5 Ook Delhez herinnert aan de naam in een briefje aan Flora de Lannoy: ‘Hoe ver zijn we nu van die Graaluuren nietwaar? Met de Geert, de Nant, Lode’. Dat clublokaal was een kamer die de Graalridders huurden twee hoog in de Beggaardenstraat, toen een steegje tussen de Sint-Kathelijnevest en de Sudermanstraat, bij de Eiermarkt. Ze lazen er hun gedichten voor bij een glas bier en een pijpje, discussieerden over politiek en kunst of zongen liederen, onder meer van Jef van Hoof. Michel Seuphor beschreef hoe het allemaal eindigde: Nous y faisions parfois beaucoup de bruit, ce qui provoquait autant de bruit en retour des voisins irrités. Cela s'est terminé dans un désordre destructeur tout à fait fou. Je me vois encore dans un ultime duo avec Victor Delhez. In ne restait plus q'une scie à main toute neuve | |||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||
et une pile de livres. Delhez, de l'autre bout de la pièce, me lançait un bouquin que j'attrapais sur la scie et que je déchiquetais. Table rase! révolution culturelle: il faut construire un monde neuf.Ga naar eind6 Delhez was ook present op het beruchte kerstfeest in Brasschaat in 1920, waarbij Seuphor in de tuin een revolverschot loste, uit frustratie omdat Nahon zat te flirten met de folklorist Leo Michiels.Ga naar eind7 Volgens Pynenburg zou Delhez daarna gezegd hebben: ‘Alice wil niet enkel als dichteres aanbeden en vereerd worden, doch ook als vrouw. En daar is de Nand of nog niet rijp voor, of de man niet voor’.Ga naar eind8 Die revolver zou opnieuw een rol spelen in het leven van Seuphor en Delhez toen ze, wellicht kort daarna, samen met hun jeugdvriend Piet Verrijcken, Alice Nahon gingen bezoeken in Tessenderlo. We kwamen met de trein tot in Diest en vandaar ging het te voet naar Tessenderlo. Onderweg gingen we in een bosje zitten om te eten. We openden enkele blikjes sardines en hingen de lege blikjes aan een tak. Ik had een pistool bij me en we hebben op die blikjes geschoten om ons te oefenen. In het klooster zochten we Alice op in haar kamer, een heel grote en lichte kamer. Victor Delhez speelde met mijn pistool. Plotseling ging er een schot af. Niemand wist dat er nog een kogel in de loop zat. Iedereen was verbijsterd. Enkele ogenblikken hing er een doodse stilte in de kamer. We vonden de inslag van de kogel in de muur. Met een draad en een meter hebben we de baan van de kogel nagemeten. Het bleek dat de kogel op één centimeter van mijn voorhoofd voorbij vloog.Ga naar eind9 | |||||||||||||
LeerjarenVictor Delhez werd, exact een week na Fernand Berckelaers, geboren op 17 maart 1901 in het Hotel des Sports (Statieplein nr. 32), recht tegenover de zoo. Zijn vader, Antoine Delhez, eigenaar van het hotel, had ook een garage (in de Lamorinièrestraat 25) waarin hij auto's van Franse (Labuire) en Duitse merken verkocht. Antoine was een bekende figuur, vooral omdat hij geregeld op stap ging geflankeerd door twee enorme Deense doggen. Victor liep school in het nabij gelegen atheneum, maar moest door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog voor het afwerken van zijn middelbare studies uitwijken naar het buitenland, de Ecole Lafayette in Parijs en de Ackland School in Londen. Vanaf 1916 tot 1918 volgde hij les in de bouwkunst aan de Antwerpse Academie. Tegelijkertijd kreeg hij les in tekenen en schilderen bij Felix Gogo en in architectuur bij Pol Berger. Voorwaar een drukke tijd die hij oproept in een brief aan Edgard Ernalsteen: Heeft [Paul Smekens] u nooit verteld dat tydens de eerste wo ik als stagiare [sic] door Pol Berger was aangenomen die het teknisch bureel | |||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||
van het toen ‘Land en Stedenschoon’ bestuurde en waar Smekens ook werkte als bouwmeester en perspectivist. Schone tyd niettegenstaande die oorlogsdagen waar ik nog aan terugdenk me afvragend hoe ik het gedaan kreeg zoveel dingen tegelykertyd te doen. 's Morgens teken- en schilderlessen aan de akademie, guitenstreken aan de haven en het schipperquertier, lezingen in de Conscience-boekery. 's Namiddags by Pol Berger. Na zes uur topographie aan de De Koninckschool: 's avonds architectuur met Van Dyck, Dens en Bilmayer en natuurlijk onafgebroken kwapoetseryen tydens de lessen en na de lessen in de verdonkerde stad, op de romantieke daken van de akademie en in hare mysterieuze kelders. Opmetingen van oude deuren, vensters en poorten van het oude Antwerpen en opzoeken van anticuaria voor het Vleeschhuys doorheen profiterend van alle twee of drie weken de opschorsing van vier dagen klas als straf voor myn slecht gedrag aan de aka[d]emie. De afmetingen werden in het net gezet by Berger die ook myn akwarellen van landschappen rond Antwerpen die ik 's zaterdags en zondags tezamen met Richard Couteau, architect en tekenaar by Berger per fiets gingen uitvoeren. Smekens observeerde me doorheen zyn grote met hoorn omringde brilglazen. En toen zei hy eens bedachtzaam: ‘Fik. Weet gy dat gy een zeer verstandig ventje zyt?’ Ik werd er vuurrood van, heb het nooit vergeten en zal het ook nooit vergeten.Ga naar eind10 Na de oorlog mocht Delhez gaan studeren aan de Faculteit voor Exacte Wetenschappen aan de Katholieke Universiteit van Leuven, waar hij in 1923 het diploma van landbouwkundig ingenieur behaalde. Zijn studies daar combineerde hij met tekenlessen aan de Provinciale Academie van Leuven. Wanneer precies de vriendschap tussen Seuphor en Delhez ontstond, is niet duidelijk. In ieder geval waren ze allebei in 1919 actief bij de Graalridders. Marc Edo Tralbaut ontmoette hen beiden geregeld en haalde daaraan herinneringen op tijdens zijn openingstoespraak op de Delhez-tentoonstelling in Breda (1966): Ik zie ze nog allebei voor mijn geest, zoals ik ze in die reeds lang vervlogen dagen - Berckelaers bijna dagelijks, Delhez herhaaldelijk - ontmoette. De eerste: flink uit de kluiten gewassen gestalte met een lichte neiging om het hoofd een weinig vooruit te steken zodat hij een hoge voorovergebogen rug scheen te hebben, weinig spraakzaam, voortdurend pijprokend. De tweede: tengere verschijning met in de uitdrukking van zijn grote kinderogen iets van zekere serafijnen uit de Barok-sculptuur, steeds een poosje nadenkend vooraleer zijn gedachten te uiten. Doch allebei, zodra de konversatie voor een poosje stilviel, afwezig, dromerig. Zelf vond Delhez die herinneringen van Tralbaut heel merkwaardig. Aan Geert Pynenburg schreef hij dat hij: ‘den indruk [had] hem het eerst in myn | |||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||
Victor Delhez en Michel Seuphor rond 1922
leven ontmoet te hebben in 1959. Nochtans schreef hij me veel vroeger over dingen die we samen beleefden maar waar ik niets van wist’.Ga naar eind11 Hij kan ook moeilijk Tralbaut met Seuphor en Pynenburg associëren, terwijl ze toch samen op foto's staan en samen uitgegeven hebben. Tralbaut vertelde die avond nog iets interessants, wat zeer geloofwaardig is, hoewel het indruist tegen de algemeen aanvaarde Seuphorlegende, dat Berckelaers zijn pseudoniem koos voor een clandestien gestencild tijdschriftje tegen de franskiljonse leraars van het Onze-Lieve-Vrouwecollege, waar hij school liep. Wellicht mag ik terloops een klein geheimpje aan de openbaarheid prijs geven, dat Berckelaers zelf mogelijk mettertijd vergeten heeft. Wij woonden op enkele stappen van elkaar, hij in de Vanderkeylen- | |||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||
Victor Delhez, eind 1959
straat, ik in de Boerhavestraat. Zekere namiddag waren wij op weg naar Victor Delhez, die vlak tegenover het centraal Station [...] verbleef. Ter hoogte van de Drukkerij Gust Janssens [uitgever van onder meer de krant De Schelde, het weekblad Tybeert de Kater en Paul van Ostaijens bundel Music-Hall], aan de Kerkstraat, hielden wij halt. Wij moesten namelijk de schuilnamen optekenen, die wij zopas gevonden hadden. Laat mij er duidelijkheidshalve aan toevoegen: voor mekaar. De mijne, waaronder ik effektief in Staatsgevaarlik een paar besprekingen ondertekende, bleef slechts een eendagsvlieg. Animadverto, ik neem op met | |||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||
de ziel, leek me algauw té cerebraal. Mijn gesprekspartner wenste iets in de aard van Orpheus. Zo kwam tenslotte door or naar het einde van het woord te verplaatsen en de tweede lettergreep, omgekeerd naar voren te brengen, Seuphor uit de bus.’ Staatsgevaarlik was een project van Tralbaut en Geert Pynenburg. Het verscheen vier keer tussen 1 september en 25 oktober 1919, en er werden bijdragen van M. Seuphor aangekondigd. Die verschenen nooit, want Staatsgevaarlik stopte omdat Tralbaut voor De Volksgazet ging werken. Een week later verscheen het eerste nummer van het tijdschrift Roeland, dat Berckelaers samen met Jules van Beeck redigeerde en waarin hij het pseudoniem Seuphor hanteerde, wellicht voor het eerst. Want in De Klauwaert, zijn tijdschrift waarvan in januari en februari 1919 vier nummers verschenen, is van het pseudoniem Seuphor geen sprake, maar daar publiceert Berckelaers onder de naam Flandriamator. Het clandestiene schoolblaadje van tijdens de oorlog waarin de naam Seuphor zou voorkomen, is nergens te vinden.Ga naar eind12 Het was waarschijnlijk de bedoeling dat Delhez, die als karikaturist aan Vlaamsch leven meewerkte en als student af en toe exposeerde in Leuven, zou meewerken aan Staatsgevaarlik, maar ook hij werd in snelheid gepakt. Voor Roeland viel hij opnieuw uit de boot, want dat blad gaf al na twee weken de geest. Geert Pynenburg stapte over van Staatsgevaarlik naar Roeland en kon het goed vinden met Michel Seuphor. Dat leidde niet alleen tot het vriendenclubje, de Graalridders, maar in 1921 ook tot een tijdschrift dat in Seuphors roman Les Evasions d'Olivier Trickmansholm de naam Graal meekreeg en in de realiteit Het Overzicht heet. | |||||||||||||
Het OverzichtDelhez wordt zelden of nooit vermeld als kunstenaar van Het Overzicht, en hij vond dat onterecht. Aan Pynenburg schreef hij: ‘Herinnert ge u nog dat ik ook by de groep van het eerste facies van Overzicht behoorde? Met u, Vereycken (wereldpolitiek) en anderen. Ik sneed twee postertjes (met die knipogende uil) een zelfportret en een byvoegsel (een illustratie voor Het Jongetje van Borel) en schreef ook een artikeltje over Servaes’.Ga naar eind13 En later, meer klagend: In meer dan één zin was ik toch medestichter van dit tijdschrift. Het is maar van relatief standpunt natuurlyk, want toen het blad zijn historische waarde verwierf als pionier der abstrakte kunst, was ik er niet meer. Echter dit beweer ik: ik was op het terrein der houtsnede de meest gevorderde abstrakte uit dit tijdperk en ook degene die het meest levend bleef tot heden. [...] verder: Wie was de eerste plastische medewerker van H.O.? Gy hebt nog het jongetje als plastisch byvoegsel, maar er was ook een zelfportret, een refe- | |||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||
rentie aan de guldensporenslag en in de boekenwinkels hongen er kleine affichen met die pinkende uil ‘lees en verspreidt het overzicht’ Ook een artikel over de Kruisweg van Servaes die toen algemeen op het index stond en waar gy vorm hebt aan gegeven. [...] Maar toen deed mijn afwezigheid wegens mijn studies aan Leuvense Hogeschool myn medewerking verslappen en opschorsen.Ga naar eind14 Dat neemt niet weg dat Delhez in Leuven de vertegenwoordiger werd van Het Overzicht. Delhez' bijdrage aan Het Overzicht beperkte zich dus tot de beginperiode, namelijk: twee affiches ter promotie van het tijdschrift; in nr. 1, bladzijde 6: ‘Houtsnee’, een zelfportret; in nr. 2 op bladzijde 18 de houtsnede ‘Vraag (1302-1921)’, bij de ‘Borms-Lofzang’ van Pynenburg; in hetzelfde nummer op pagina 17 een anoniem verschenen beschouwing ‘Servaes-Kruisweg’; in het dubbelnummer 7-8 ten slotte verschenen van zijn hand drie kleinere lino's, sobere titelvignetten en fleurons en, als bijlage bij datzelfde nummer, ‘Het Jongetje in de Kerk’ (bij de roman Het Jongetje van Henri Borel). Verder gaf Het Overzicht in 1922 de map Tien Vlaamsche Koppen uit, die Delhez samen met Maurits Lambreghts maakte. Seuphor schreef daarvoor een inleiding, die hij ‘Voorhang’ noemde. ‘De map werd uitverkocht in de spanne van een maand.’Ga naar eind15 Het project eindigde in een belachelijke ruzie, zoals Delhez in december 1973 aan Pynenburg schreef: Zo ook vind ik nu bvb haast komiek dat ik woedend was met de Nant die de betalingen van de 10 Vl. K. encaisseerde zonder er my noch Lambreghts over in te lichten. Het kwam zeer na een vechtparty. En hij scheurde zyn voorhang uit al de overige mappen die ik hem verplichtte me af te leveren. Een paar jaar duurde onze scheiding. Maar wy werden weer vrienden en eens schreef hij me, uit Anduze was het dunkt me, dat ik de enige vriend was die hem overbleef.Ga naar eind16 Wanneer Seuphor in 1961 informeerde naar Delhez' actieve deelname aan de abstracte kunst in België moest Delhez diep in zijn geheugen graven, want in het begin hield hij geen aantekeningen bij over zijn tentoonstellingen. Il se peut que quelques peintures ou gravures aient été exposées quelque part (à Namur je crois) [...] Je me rappelle aussi que quelque part j'ai fait, au début des années 20 une exposition de choses constructivistes avec des éléments comme boites d'allumettes, pipes etc. en compositions de tendance sculpturale. A Louvain [...] j'ai montré des productions qui furent regardées comme folies par les plus modernistes et qui sans aucun doute étaient plus avancées, dans le terrain de l'abstrait pur, que celles de Van Doren, Peeters, Joostens etc. Hélas je ne peux te dire lequel des douzaines (ou centaines?) de personnes sont ‘retrouvables’ qui les ont vues et qui n'y attachaient aucune importance’Ga naar eind17 | |||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||
Promotieaffiche voor Het Overzicht, ontworpen door Victor Delhez
Maar Delhez herinnerde zich wel dat Seuphor zelf in 1923, 1924 of 1925 verscheidene van die stukken gezien heeft in de Lamorinièrestraat, die hem ‘interessaient vivement’. In feite was hij de enige die er enthousiast over was.Ga naar eind18 In 1924 werd Victor medebeheerder van het auto-agentschap en de garage van zijn vader in de Lamorinièrestraat. In dat jaar werd ook de vriendschapsband met Michel Seuphor hersteld en bezocht Delhez Seuphor geregeld te Parijs. ‘Ik [...]gebruikte elke gelegenheid om naar Parys te gaan om 't een of 't ander met het hoofdagentschap van Labuire te regelen, maar zette er natuurlijk nooit de voet binnen.’Ga naar eind19 Op die manier spaarde Seuphor soms portokosten uit, zoals blijkt uit de brief die hij aan zijn moeder van 29 mei 1925: ‘Dit briefje komt met Victor Delhez; geef hem 2 volledige luxe-reeksen (nr. 13 à 24) van Het Overzicht, en 2 eksemplaren van elk der 3 Seuphor-brosjures’. Ondertussen bereidde Delhez de bundel 15 houtgravures voor, waarvoor | |||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||
Jozef Muls de inleiding zou schrijven en die in 1925 verscheen bij uitgeverij Buschmann. Hij maakte ook covers en illustraties voor het tijdschrift Zaire. Op 11 oktober 1924 kreeg Victor Delhez een flinke opdoffer te verwerken toen zijn ouders een zwaar auto-ongeval hadden in 's-Gravenbrakel. Zijn vader stierf ter plaatse, zijn moeder drie dagen later. Hij was genoodzaakt de leiding van het bedrijf op zich te nemen. Eind 1925 werd het hem allemaal te veel: hij deed afstand van zijn erfdeel en besloot de wijde wereld in te trekken. Zelfportret van Victor Delhez in Het Overzicht nr. 1
Houtsnede van Delhez bij de Borms-lofzang van Geert Grub in Het Overzicht nummer 2
| |||||||||||||
Internationale carrièresMinister Camille Huysmans deed vlak voor zijn vertrek nog een belangrijke kunstaankoop bij Delhez, en burgemeester Frans van Cauwelaert betaalde de hut op de cargoboot ‘Eglantier’ waarmee Delhez op 17 december als enige passagier naar Zuid-Amerika vertrok. Hij bracht zijn tijd aan boord door met het maken van abstracte foto's. Experimenteren met fotografie was gedurende enkele jaren een van zijn dada's. De boot, die bijna in een storm verging, deed bijna alle Zuid-Amerikaanse havens aan. In Buenos Aires, dat hem het best beviel, ging Delhez aan land. Eind 1926 kwam Delhez, opnieuw met de steun van Frans van Cauwelaert, even terug naar Europa met de ‘Macedoniër’ Lloyd Royal Belge, en | |||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||
Kleinere lino's van Delhez in het dubbelnummer 7-8 van Het Overzicht
Illustratie van Delhez bij Het Jongetje van Borel, als bijlage bij het dubbelnummer 7-8 van Het Overzicht
| |||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||
Victor Delhez en Camille Huysmans tijdens de vernissage van de Delhez-tentoonstelling in c.a.w. op 16 oktober 1959
bezocht hij Seuphor in Parijs. Hij wilde voeling hebben met de ‘representatieven van de ultramoderne strekking in Europa’ om op die manier ‘ingang te vinden in een moderne revista van Buenos Aires’.Ga naar eind20 Seuphor introduceerde hem bij Mondriaan. Na het overlijden van Mondriaan herinnerde Delhez Seuphor aan dat bezoek. Delhez was Mondriaans werk altijd blijven volgen, maar hij achtte hem als mens interessanter dan als kunstenaar. ‘Ses moyens d'expressions après une absence trop prolongée de sa personne ne peuvent et ne pourront jamais supporter à elles-seules le poids de sa personnalité et de sa volonté comme artiste.’Ga naar eind21 Op het appartement van Paul Dermée bespraken ze de plannen rond het Esprit Nouveau project. Seuphor wilde met Paul Dermée diens tijdschrift L'Esprit Nouveau nieuw leven inblazen onder de titel Documents internationaux de l'Esprit Nouveau. Delhez zat al een half jaar op het eerste nummer te wachten dat hij in Zuid-Amerika wilde verspreiden. Het was de bedoeling dat Prampolini het tijdschrift zou bekostigen, maar die verdween met de noorderzon en liet Seuphor achter met de financiële kater. In het eerste (en enige) nummer dat in 1927 verscheen en gedrukt werd bij Kockelberg in Sint-Niklaas, werd Victor Delhez opgenomen als vertegenwoordiger voor Zuid-Amerika. In de aanloop van de verschijning werden in de Parijse galerij Le Sacre du Printemps de ‘soirées de l'esprit nouveau’ georganiseerd, waaraan onder meer Mondriaan, Marinetti, Russolo, Arp en Léger deelnamen. Aan de | |||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||
muur hing werk van Delhez, een reeks abstracte en constructivistische tekeningen en aquarellen, hoewel Seuphor hem dat pas eind 1959 zou vertellen.Ga naar eind22 Terug in Buenos Aires probeerde Delhez op allerlei manieren aan de kost te komen: als bouwkundig tekenaar, ondernemer, architect, constructeur, publiciteitsagent, fotograaf en decorateur. Als hij zich kunstzinnig kon uitleven, oogstte hij succes, zoals toen hij de derde verdieping met de kinderkamer van het huis van architect Juan Manuel Acevedo mocht ontwerpen en versieren. In 1929 stelde hij zijn modernistische fotografie ten toon. Maar het zijn vooral zijn portretten, linosneden en houtgravures, die hem in staat stelden om rond te komen. In 1932 en 1933 maakte hij 60 houtsneden van 23 op 30 cm, zijn geliefde formaat, als illustratie bij Les Fleurs du Mal van Charles Baudelaire. De twee tentoonstellingen in Buenos Aires die het publiek en de critici met dit werk lieten kennis maken, vestigden zijn reputatie. In mei 1934 werden ze tentoongesteld in Parijs, in de beroemde Galerie Petit. Er verscheen geen enkele bespreking, maar onrechtstreeks vernam Delhez dat er veel belangstelling was.Ga naar eind23 Als hij recensies wou, moest er geld neergeteld worden, minstens 500 frank, en als het enthousiast moest zijn 1000 frank.Ga naar eind24 Onrechtstreeks wil wellicht zeggen: via Michel Seuphor. Wanneer Delhez in 1937 in Brussel exposeerde in het Paleis voor Schone Kunsten zorgde Seuphor zelf voor een uitgebreide en persoonlijke bespreking in Le xxème Siècle.Ga naar eind25 De Vlaamse pers baseerde zich hoofdzakelijk op een begeleidende tekst van Jozef Muls.
L'Esprit Nouveau. Enige nummer
L'Esprit Nouveau. Met vermelding van Victor Delhez als vertegenwoordiger voor Zuid-Amerika, en Paul van Ostaijen als vertegenwoordiger voor België
| |||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||
Car l'art de Victor Delhez est fait de joie sereine et de méditation, Ses planches ne sont pas des conquêtes. Malgré leur grande surface (surface limite de la gravure sur bois) elles attirent moins l'attention que les très petits bois de Masereel. Je serais tenté de dire qu'on ne les voit pas. Et elles sont effectivement moins faites pour être vues que pour être lues, c'est-à-dire pour être caressées du regard et lentement découvertes. On se sera dix fois lassé d'un bois de Masereel, de Jan Cantré ou de Van Straeten, quand on commencera seulement à aimer une gravure de Delhez. Que l'on ne m'entende pas dire du mal de l'art de ceux que je viens de nommer: les tempéraments sont tout différents, et les techniques, et les sujets, et les objectifs. Mais j'affirme que les gravures de Delhez contiennent une plus grande sédimentation de vie profonde, d'humanité secrète, ce qui fait que cet art est destiné à conquérir plus sûrement, à parler plus longuement à l'homme, à s'unir plus intimement à l'amalgame de secrets qui constitue la vie de notre âme. On parlera de technique inouïe, d'incroyable patience. Mais ce n'est pas cela qu'il faut dire. Il faut dire: amour, amour inlassable et du métier et de la chose à dire. Car il n'y a vraiment sur chacune de ces grandes surfaces vivantes, mystérieusement habitées dans leurs clartés et dans leurs pénombres, pas un millimètre carré qui n'ait été entrepris avec une grande tendresse, avec un amour calme et profond. |Michel Seuphor, fragment uit ‘Victor Delhez xylographe’, in: Le xxème Siècle (Bruxelles), 21 maart 1937] Kunstminnend Argentinië was zo dol op Delhez dat ze hem een leerstoel aanboden, die hij aanvankelijk aanvaardde. Maar het werd hem algauw te druk, en wanneer zijn Antwerpse vriend en kunstenaar Edgard Ernalsteen hem uitnodigde naar zijn landgoed in Cocaraya in Bolivië, aarzelde hij geen moment. En zo ontvluchtte ik in het jaar 1933 Buenos Aires waar ik dank zy twee achtereenvolgende tentoonstellingen een ontzaglyk sukses ontving en ik reeds een personaliteit werd [maar ik weigerde| een persoonlijkheid te dragen op de basis van het weinige dat ik toen van kunst afwist en het vele dat ik me in staat voelde nog te leeren. Ik liet dus mijn leraarschap aan de Escuela Superior de Bellas Artes, de hoogste positie die hier voor een kunstenaar te beryken (sic) is, en dat ik slechts gedurende eenige maanden vervulde. [...] dat ik me niet in stand gevoelde om op den ouderdom van 32 jaar de aanbidding of den tegenstand van leerlingen te weer staan.Ga naar eind26 In Cocaraya ontwierp en bouwde hij ‘met een bende indianen’ een finca, een landhuis voor hen beiden, zodat ze rustig konden werken.Ga naar eind27 Hij leerde | |||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||
Les Fleurs du Mal, De Blinden. Houtsnede, 1933
| |||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||
er de Quichua-Indianen beter kennen en besloot de vier evangeliën te illustreren met Bolivië en de indianen als decor. Naast een goeie veertig Bijbelillustraties maakt hij 21 houtgravures bij de sprookjesachtige verhalenbundel A dreamer's tales van de Ierse fantasy-schrijver Lord Dunsany. Vier jaar lang bleef hij in Cocaraya, maar omdat Ernalsteen wegens een zware ziekte een tijdlang terug naar Europa moest, werd de finca verkocht. Delhez trok via La Paz naar Santiago de Chile, waar hij verder werkte aan zijn Evangelies. In 1938 keerde hij naar Argentinië terug en begon aan een reeks van 36 Dodendans gravures, een cyclus waaraan hij tot in 1956 werkte. Hij vond een definitieve stek in Chacras de Coria, in de buurt van Mendoza, aan de voet van de Andes. Het leven lachte hem toe: vanaf 1939 werd hij professor grafische technieken aan de Universiteit van Cuyo, en leerde er Alicia (‘Liske’) kennen met wie hij in 1942 huwde. Hij kocht er een landgoed, waarop zijn kinderen nog steeds wonen. Nous vivons sur une petite propriété (un peu plus de 5.000 m. carrés) au milieu de vignes, dans une grande maison, à coté d'une piscine. Nous avons raisin, pomme, poire, pèche, cerise etc. et le chemin de fer à une 40taine de m. passe deux ou trois fois par jour. A angle droit, environ à soixante m. de la maison le rio seco (rivière sèche) pittoresque chemin, quand quatre ou cinq fois par an n'y passe, durant quelques heures, l'eau tumultueuse et terrible des averses de la haute montagne qui fait notre horizon. Sauf le train, les crapauds, les moineaux, les poules; silence.Ga naar eind28 Seuphor van zijn kant ontmoette in 1933 Suzanne Plasse, met wie hij een jaar later trouwde. Het echtpaar verliet Parijs voor Anduze, in het zuiden van Frankrijk, waar ze tot het einde van de Tweede Wereldoorlog bleven. Het was niet de gemakkelijkste maar wel een creatieve periode in Seuphors leven. Ze viel ook samen met Seuphors intense katholicisme.Ga naar eind29 De Anduzejaren omvatten de periode die Delhez het best ligt. Het is helaas ook de periode die het minst gedocumenteerd is. Van de drukke briefwisseling tussen Seuphor en Delhez zijn er in het Seuphor-archief, dat zich in het Letterenhuis bevindt, slechts elf brieven bewaard, wat ontzettend jammer is, want de beide heren waren erg close, en de brieven van Delhez zijn zalig leesvoer.Ga naar eind30 Toch zijn er nogal wat sporen over intense contacten terug te vinden. Zo beweerde Delhez in een brief van 12 september 1945: ‘je t'ai envoyé au moins deux lettres pour chaque carte postale que j'ai reçue de toi, et j'en ai recues pas mal’. En voorts: J'ai été au courant de tes maladies et je remercie Dieu qui enfin t'a laissé la bonne santé et la force pour continuer ton oeuvre qui chaque fois plus belle, plus profonde et plus élevée. J'ai bien reçu le Petit papier avec ta dédicace imprimée déjà et je t'en ai écrit longuement en te remerciant et t'expriment mon grand orgueil.Ga naar eind31 | |||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||
Victor en Liske Delhez met hun drie oudste kinderen, Mario Régis, Alberto en Aixita (1951)
| |||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||
In de brieven van Seuphor aan zijn moeder staan zinnen als: ‘Or Delhez est tellement gentil pour moi que je ne veux pas le faire attendre lorsqu'il me demande quelque chose’ en ‘J'ai reçu une lettre de Victor Delhez, d'Argentine. Il s'inquiète beaucoup du sort de ses soeurs et de notre sort à tous. Je l'ai tranquillisé de mon mieux dans ma réponse, du moins pour mon propre cas.’Ga naar eind32 | |||||||||||||
Wederzijdse bewonderingSeuphor deed zijn best om het werk van Delhez te promoten: J'ai eu l'occasion, tout récemment, de faire exposer à Marseille douze gravures de notre ami Delhez. Elles ont suscité un très grand intérêt, surtout parmi la colonie étrangère. Depuis six mois je n'ai aucune nouvelle de Victor. Mais je crois qu'il va bien. Vous savez sans doute qu'il est en plein dans son Dostoïevski.’Ga naar eind33 Aan de andere kant van de oceaan deed Delhez gelijkaardige inspanningen voor Seuphor: Persoonlyk heb ik tydens verschillende jaren getracht hem te Argentinië bekend te maken door zijn heerlyke romans, zyn gedichten, aforismen enz. Deerlyk is het me mislukt. De wereld rond geraken is gemakkelyker doenbaar met kopstandjeswerk dan met degelyk doordacht en doorgevoerd werk.Ga naar eind34 Delhez volgde het werk van Seuphor op de voet, en ging er prat op bijna alles van hem te bezitten, waaronder een volledige collectie van Seuphors getypte tweemaandelijkse tijdschrift uit de jaren dertig, La Nouvelle Campagne. Het nummer 19 van de vierde jaargang (november 1937) is trouwens geconcipieerd als een lange brief van elf bladzijden aan Delhez in Bolivië. Helaas was Delhez toen net naar Chili vertrokken. Toen Delhez zijn definitieve stek gevonden had, stuurde Seuphor hem zelfs manuscripten toe. Zo heeft Delhez jarenlang het handschrift van Les évasions d'Olivier Trickmansholm in zijn bezit gehad, evenals een van de eerste handgeschreven versies van Le style et le cri, dat Seuphor schreef in de jaren 1932-1933.Ga naar eind35 Pas in de jaren zestig bezorgde hij het terug. Bien sur je serais heureux de recevoir le Style et [le] Cri dont je ne connais pas la version définitive qui ne correspond pas au manuscrit que j'ai conservé ici des années et rendu il n'y a pas si longtemps. En outre le catalogue de Mondrian à l'Orangerie. J'aurai ainsi ta production presque complète et je suis certain que fort peu de gens en ont tant que moi.Ga naar eind36 | |||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||
La Nouvelle Campagne, november 1937
| |||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||
Ook boeken uit zijn eigen collectie stuurde Seuphor op, zoals L'apocalypse de St Jean van H.M. Féret, uit 1943, dat meer dan twaalf jaar bij Delhez zou blijven en een grote inspiratiebron was voor de 49 Apocalypsus-gravures ‘de moeielykste die ik maakte. Vooral op intellektueel gebied. De vertolking van het duisterste en minst eenstemmig besproken Heilig Boek, zet me voor verantwoordelykheden die ver de grens van de graveur voorbygaan. Zooals in alle zulkdanige gevallen noopt die toestand de kunstenaar zich teknis te overtreffen.’Ga naar eind37 Delhez gaf ook commentaar op Seuphors eigen publicaties: ‘Silence et Christophore [1944] rappellent évidemment tes Diaphragme et Lecture élémentaire, mais sont arrivés à une maturité, une noblesse et une hauteur qui laissent très loin en arrière ces poésies de ta vingtaine’.Ga naar eind38 Onderaan de brief voegde hij nog toe: ‘J'ai bien reconnu ma gravure dans Le Silence c'est beau comme interprétation, mais cela surpasse en poésie’. Seuphors vertalingen van Gezelle vond Delhez aan het onmogelijke grenzen: Pour un Flamand ce seront toujours des attentats, mais ce n'est pas imaginable de se rapprocher plus à la langue et à la poésie de notre prêtre et même à sa musique. Je suis resté bouche-bé en lisant Het Schryverke traduit en français.Ga naar eind39 Delhez heeft Seuphor als dichter altijd heel hoog aangeslagen. Hij was vol lof over de sonnetten in L'ardente Paix (1936) en hun vervolg in La Nouvelle Campagne: J'ai lu plusieurs fois ces sonnets à mes élèves qui ne comprennent pas le français mais qui sont très sensibles à la Construction et la musique de tes vers. Je les traduis d'ailleurs littéralement ce qui est je crois la seule façon de traduire des sonnets. Sais-tu que parmi mes élèves [...] il ya un garçon de 21 ou 22 ans qui est tout bonnement un grand poète? Il est parfois terriblement inquiétant.Ga naar eind40 Toen Delhez in oktober 1945 La Maison Claire kreeg, was hij niet alleen verrukt over het feit dat het boek aan hem was opgedragen, hij vond het ook Seuphors beste roman: Je ne sais comment tu fais pour conserver dans ton livre cette force qui est toujours douce, toujours harmonieuse. Beaucoup plus douce que le sentiment de douceur et beaucoup plus harmonieuse que l'harmonie de l'art. C'est que je crois que tu dépasses l'art et que tu dépasses l'harmonie (tu méconnais presque la mélodie et pourtant parfois tu la jettes nue comme une ligne qui sangle ou dessine) comme seulement l'ont fait les grands qui à force de dépasser nature ont abouti à une nature autre où reigne en raccourci toute la splendeur, la profusion et la générosité de la première. Aussi la | |||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||
Apocalyps, xi, 3-14, De twee getuigen, Houtgravure, tweede staat
| |||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||
cruauté et l'inconscience qui en somme ne seraient que générosités et grandeurs formulées mais incompréhensibles. Tu portes tout cela en toi et tu sembles ne pas en sentir le poids quand tout cela se loge dans la fluide et la précision de ta prose. Cela se heurte, se brise et renait mil fois et l'homme heurté et brisé arrive à la fin entier, sain et vertical. C'est comme tu dis dans un de tes aphorismes Semence plus que Imitation. Et c'est de la poésie et heureusement pas de la poésie nouvelle (frison nouveau) pléonasme qui sans exception désigne exactement ce qui dans la poésie est contingent en excès et actuel extrapoetique. Excuse-moi, cher Michel, de me mettre dans cette ‘camisa de once vara’ en parlant de ton livre. Tu peux sourire mais tu ne peux pas douter que je suis un lecteur véritable et auquel diffi[ci]lement tu échapperas.Ga naar eind41 | |||||||||||||
BreukVanaf ongeveer half 1948 volgde een grote stilte in de relatie tussen Delhez en Seuphor. Eind juni 1950 scheef Delhez aan Jozef Muls dat wy sinds ongeveer twee jaar praktisch geen betrekking meer hebben. Ik was een diep bewonderaar van al wat hy schreef gedurende | |||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||
zijn katholieke periode, ongeveer sinds 33 tot 47. Zyn romans en zyn gedichten vond ik geniaal. Op zijn Visage de Senlis schreef ik een kritiek waar ik zijn overgave aan de fransche erotiek afkeurde. En daar brak de draad onzer broederlyke betrekking. Hy schreef ook ‘Il faut faire l'Homme universel’ waar zyn afbraak met het Katholicisme, dat zich reeds aanvoelen deed in ‘maison Claire’ is uitgedrukt. Het boek van Francis Bernard ‘Itinéraire spirituel de Michel Seuphor’ komt dit alles toelichten. Het beweert dat de geestelyke evolutie van Seuphor zyn katholicisme overschreed en overtrof.Ga naar eind42 De (of een) brief waarin Delhez kritiek gaf op de hierboven genoemde titels mag nochtans vrij gematigd genoemd worden. Seuphor heeft er een aantal zinnen in onderstreept of gemarkeerd: J'ai constaté le fait fort curieux que à mesure que tu t'éloignes du catholicisme tu perds un peu de ta force et de ton originalité et tu confirmes ainsi des choses que toi même tu as dit dans d'autres livres. [...] je crois sentir un certain recul dans ta pensée et même dans le contenu de tes deux dernières oeuvres. Je ne me pose pas comme catholique rigide: je suis très loin de là, et je ne me sentirais plus digne de fraternité si je ne te ferais pas part des impressions que me laissent ta littérature. [...] Ton homme universel se détache de la réalité et prend un vol utopique et c'est la première fois que j'ai eu pareille impression en te lisant. [...] L'idée de la punition totale dans Tout Dire est donc infiniment plus élevée, plus efficace et plus optimiste réellement, que l'optimisme suranné et déjà un peu périmé de ton Homme Universel. Je crois en outre rencontrer dans ton écrit une exigence humaine qui ne garde aucune proportion avec les forces de l'homme comme tel. L'homme seul ne pourra jamais réaliser l'Homme Universel.Ga naar eind43 Delhez vulde twee bladen met zijn commentaar. Maar er is niets dat op een komende breuk wijst. Hij besloot: ‘Il est fort probable que dans cette lettre j'ai dit un tas de bêtises, que je n'aie pu te suivre dans ta trajectoire dernière. J'espère bien que dans ce cas tu m'enseigneras fraternellement’. Een paar maanden later volgde een vertwijfelde brief: Sais-tu que ta dernière lettre est du 3 février? Je t'ai écrit le 21 mars et à cause de ton silence je suis un peu inquiet. J'ai peur d'avoir écrit de choses qui peut-être t'on porté offense. Dans ce cas j'espère bien que notre ancienne bonne amitié et la sureté que je te donne que c'est n'était pas dans mon intention de t'ennuyer, seront suffisantes pour que tu me pardonnes. En tout cas je préfère que la raison de ton silence soit due à une offense de ma part ou à une insuffisance de ma part et non pas à une cause de maladie, de déboire ou d'indifférence. [...] J'attends avec beaucoup d'impatience un mot de toi, sur ta vie, ton travail, tes éditions. T'embrasse fraternellement Victor | |||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||
VerzoeningHet lot was de oude vrienden uiteindelijk gunstig gezind: eind oktober 1957 woonde Jeanne Delhez, Victors zus, Seuphors lezing over ‘Mondrian, l'inactuel’ bij in het Museum voor Schone Kunsten en bracht daarover verslag uit bij haar broer: une magnifique conférence, Vic, et quel orateur. Toujours le même flegme et le même calme, malgré qu'il transpirait. [...] Comme c'était fini, j'ai été la première a le féliciter, je lui disait que je t'avais écrit que j'allais venir l'entendre et que tu en était heureux, cela lui faisait beaucoup plaisir, alors je lui demandait si il n'était plus en correspondance avec toi, il m'a dit non, mais dites lui que je désire beaucoup recommencer cette correspondance. Figures toi j'allais près de lui alors que personne ne bougeait je lui disait, bonjour Fernand, il me regardait, il ne me reconnaissait plus, je lui dis, la soeur de ton ami Victor, mon Dieu, dit il m'elle Delhez, et il me prenait par les épaules, il en était ému, pas longtemps, car c'est tout ce que je pouvais lui parler, de suite presque toute la salle venait le féliciter. J'étais contente d'y avoir été, et surtout qu'il me demandait pour renouer votre correspondance.Ga naar eind44 Wellicht stuurde ze de catalogus mee van de Seuphortentoonstelling die op dat moment in een Antwerpse galerij liep, want op 20 januari 1958 vertrok een brief uit Chacras de Coria vol lovende woorden over de leemtetekeningen van Seuphor: Je veux donc dire que les figures de tes dessins vibrent et palpitent comme des êtres pleins de la possibilité d'existence au delà de la suggestion simple. Ce sont des choses pures, fragiles, pas transparentes, ni fluides ni lumineuses (la luminosité ne va sans modulation) Leur corporéité est tribut de la netteté de leur profil et de leur cohérence plane. C'est la luminosité de tes fonds, leur perspective en plan horizontal qui par une rétribution mystérieuse plastique fait la verticalité de tes figures et leur donnent leur couleur et fait en sorte que ces figures ne soient pas seulement des psaligraphies à rebours, qu'elles soient autre chose que des ombres blanches.Ga naar eind45 De correspondentie tussen Delhez en Seuphor uit de jaren 1958 toont ook twee bezorgde vaders. Ze hebben het over postzegels voor Delhez' zoon Mario en over de lange dienstplicht van Seuphors zoon Régis in Algerije. Het vernieuwde contact met Seuphor, gaf Delhez ook zin om nog eens naar Europa te komen. Maar zonder financiële tussenkomst was de overtocht niet denkbaar. Daarop liet Delhez aan Jozef Muls weten dat hij tijdens de zomermaanden twintig nieuwe tekeningen voor de Apocalypsreeks gemaakt had: | |||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||
Grafische Kunst. Houtsnede, 1946
Dit zou dan het getal op 49 (7 × 7) brengen. En met die volledige serie had ik wel gaarne een reisje ondernomen in 't begin van toekomend jaar. Moesten er eenige officieele instellingen van België de Universiteit van Cuyo vragen me te zenden, dan ware het mogelyk dat ik die reis doen kon als professor van deze Hogeschool. Ik ben tenandere leerling van de Katholieke Universiteit van Leuven geweest en ware er dus kans van kultuuruitwisseling.Ga naar eind46 Een jaar later is het enthousiasme al wat getemperd. ‘Voor 't oogenblik is de universiteit hier maar weinig vatbaar voor reizen te betalen aan profesoren.’Ga naar eind47 Nochtans had Delhez er serieus op gehoopt, want nog in januari had hij het Antwerpse stadsbestuur gevraagd een brief te schrijven aan zijn bestuur, ter aanvulling van de brieven die in 1958 door onder andere het Antwerpse Comité voor Artistieke Werking, het Museum voor Sierkunst (Gent) en het Rijksbureau voor Kunsthistorie (Den Haag) naar de rector van de Universiteit van Cuyo geschreven waren om hem aan te zetten Delhez uit te sturen ‘als vertegenwoordiger der Argentynse kultuur of als element voor kultuurbetoon wederzyds’. De Hogerer Raad zou de brieven op 13 februari bekijken.Ga naar eind48 Het werd 23 september 1959 voor Delhez met de Giulio Cesaré naar Europa kon afvaren. Op 8 oktober kwam hij aan in Napels, verbleef vervolgens een week in Rome (waar op dat moment ook een tentoonstelling van hem liep) en arriveerde in Antwerpen op 15 okto- | |||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||
ber, de dag voor de vernissage van zijn tentoonstelling in de zaal van het Comité voor Artistieke Werking aan de Meir. Daarna volgde een Keur van houtsneden in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel. Daarop trok Delhez naar Parijs om er enige dagen bij Seuphor te logeren. Hij bracht er onder meer verslag uit van zijn bezoek aan Geert Pynenburg.Ga naar eind49 Het waren aangename dagen, maar hij voelde zich beter thuis in Rome.Ga naar eind50 Het is dan ook niet verwonderlijk dat Delhez na nog een korte periode in Antwerpen en Brugge, zijn Europees avontuur afsloot met een rondreis door Italië. | |||||||||||||
De abstractenIn Seuphors grote werken over de abstracte kunst uit de jaren zestig, werd Delhez steevast opgenomen, op z'n minst als een van de pioniers. Delhez vond dat maar wat logisch. Aan Roger Avermaete verklaarde hij: In de lyn van Peeters ben ik nooit geweest. Ik WAS abstrakt (en ben het nog) Peeters was meestal niet figuratief dekoratief, en het beste van zijn werk ligt in de tittelbladen van Het Overzicht. Ook is het niet waar dat sinds 20 alle kabels tussen abstrakt en expressionisme by my gebroken zyn. Tot heden toe zyn die strekkingen by my nog even vinnig als in de jaren twintig, alleen maar schaarser kwantitatief. Hij schreef voorts dat zijn Belgische en Hollandse tentoonstellingen allemaal door zijn zusters werden samengesteld. Hun keus ging naar de grote platen waar er zoals ge zegt inderdaad een klemtoon op het surrealisme dat inderdaad myn geliefkoosde strekking is, zoals by vele noorderlingen. Maar op die manier gingen vele andere soorten uitingen van my voor de bezoekers gans teloor. Zo het expressionistische, het photographisch figuratieve, het abstrakte. Zoeven verschenen de 4 delen van L'Art abstrait. In deel II staan er twee myner abstrakten tegenover zes van Van Dooren, Peeters en Maes. Het is niet moeilijk uit te maken wie van de vier de werkelyke abstrakte is.Ga naar eind51 Voor La Peinture abstraite, sa genèse, son expansion koos Seuphor uit een pakket van 73 bagatel-lino's en ander recent modernistisch werk dat hij van Delhez in 1958 toegestuurd kreeg. Het leverde hem in het boek ook de commentaar op ‘Est revenu à la gravure abstraite en 1958 tout en poursuivant son oeuvre figurative’ (p. 190), terwijl Delhez hoofdzakelijk werk uit 1952 had opgestuurd. Over zijn modernistisch werk schreef Delhez: ‘Je t'enverrai quelques petites compositions modernistes que j'ai coupées quelques fois par conviction, mais plus souvent par ennui, par désir de me moquer ou de me convaincre du contraire’.Ga naar eind52 Wat Seuphor ervan vond, schreef Delhez aan Edgard Ernalsteen: | |||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||
Ik zond hem een reeks van mijn modernistis werk, inbegrepen de bagatel-linos (ge weet die serie die ik maakte in scherts met de modernistise strekkingen) en hy schreef me: ‘Quelle richesse, quelle diversité! La générosité du tempérament Flamand se manifeste partout. Je vois avec plaisir que tu as repris aussi quelques thèmes abstraits d'autrefois’.Ga naar eind53 Delhez werd ook om advies gevraagd: ‘[Seuphor] verzocht me een keuze te doen onder de abstrakten der drie Provincies van Cuyo voor zyn capo-labore “L'Art Abstrait” in vier delen waar ik onder de pioniers figureer’.Ga naar eind54 Hij volgde het allemaal nauwkeurig op: ‘Est-ce que Scilipoti et Hector Rodriguez figurent dans les notices du tome II? Et le premier qui a envoyé une gravure, a-t-elle été refusée’.Ga naar eind55 En uiteraard werd er, net als in de overige briefwisselingen van Delhez, heel wat ‘geroddeld’ over medekunstenaars en critici. Zo vertelde hij over een ontmoeting met de kunstcriticus Cordoba Iturburu, die een tentoonstelling kwam openen in Mendoza: | |||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||
Très pauvre. Je le trouve un peu fat. On causait aussi un peu de Pet[t]oruti et il me raconta qu'il avait de lui un dessin ou une peinture, je ne me rappelle pas, de 1908 abstrait pur!!! Si on ne l'arrête pas il en montrera de fin de siècle xix.Ga naar eind56 In 1973 opperde Seuphor de gedachte om samen met Delhez te exposeren, zo blijkt uit een brief van Delhez aan Geert Pynenburg, waarin hij eens te meer de lof zingt van Seuphors leemtetekeningen. Persoonlyk hou ik zeer veel van zyn dessins à lacunes. Ik heb hem meer dan eens geschreven dat hij als plastieker tot de figuratie behoort, jazelf tot het surrealisme, dat hy geestdriftig verafschuwt. Maar dat zyn technische houding abstrakt is, abstrakt in de zuiverste zin, abstrakt zonder de minste ambachtsfout. Zyn zuiver abstrakte d[essins] à l[acune] zyn van zeer hoog gehalte. Ik schreef hem dat meer dan eens, maar hy blyft me mordikus antwoord daarop schuldig. [...] In zyn laatste brief stelde hy me voor eens samen met hem te exposeren. Ik heb hem gezegd dat me dat veel plezier zou doen; toch, afwykend, dat ik er niet kon by zyn gezien de hachelyke omstandigheden waar dees land in verkeert. Myn leven in rust en stilte geef ik niet graag prys en betaal er zonder morren de tol voor. In geld uitgedrukt zou er dat zeer veel zyn. Het allergrootste gedeelte van myn rond de 500 one-man-shows is zonder myn aanwezigheid gebeurd. De duizenden knipsels daarover bewaar ik in elf dikke albums. Pryzen, stille pryzen heb ik wel, geldpryzen geen. Maar met die albums stel ik me tevree.Ga naar eind57 De laatste ontmoeting tussen Delhez en Seuphor vond plaats in de zomer van 1981, toen Delhez nog eens naar Europa kwam, samen met Liske deze keer. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag had het amvc een tentoonstelling opgezet. De Delhez keerden via Parijs en Rome terug naar huis.Ga naar eind58 Aixita Delhez, Victors oudste dochter herinnert zich dat Seuphor ziek was toen haar vader naar Europa kwam, maar dat hij speciaal uit bed was gekomen om zijn oude vriend te kunnen zien. Eind 1980 had hij er speciaal op aangedrongen dat Victor zou langskomen, mocht hij voor die retrospectieve in zijn geboortestad naar Europa komen. Hij voelde zich zelf op z'n tenen getrapt omdat Antwerpen aan zijn tachtigste verjaardag voorbij was gegaan: Je te pose toutes ces questions paree que j'aurai moi-même une exposition au Musée de la Boverie à Liège. Elle ouvrira le 6 mars, ensuite j'irai à La Haye où j'aurai aussi une exposition (à la Galerie Nouvelles Images, où j'ai déjà exposé 4 fois) qui a son vernissage le 8. Quelques jours plus tard, il y aura une petite fête intime chez mon éditeur, Jean-Michel Place, à Paris. Voilà pour mon anni- | |||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||
versaire à moi. Le flamingant sera reçu officiellement à Liège! A Anvers, rien. Ce paradoxe est assez plaisant ne trouves-tu pas? Nous sommes les survivants d'un autre monde. Il y a au moins 6 siècles entre notre jeunesse anversoise et aujourd'hui.Ga naar eind59
Liske Delhez. Houtsnede uit 1946-1947 met rechts Victor Delhez en links Mario Régis
| |||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||
Bronnen
Archieven van Michel Seuphor, Jeanne Delhez, Edgard Ernalsteens, Jozef Muls, Marc Edo Tralbaut, Geert Pynenburg en Roger Avermaete. Tenzij anders vermeld worden alle geciteerde brieven bewaard in het Letterenhuis.
Met dank aan Aixita Delhez en Chris Rom. |
|