| |
| |
| |
Want blijkbaar tobt gij over iets...
Hölderlin vertaald en vertaalt
Rein Bloem
In de NRC/Handelsblad van 31 maart 1982 daagde Gerrit Komrij zijn schare lezers uit zich uit te spreken over drie bestaande vertalingen van een Duits gedicht: Hälfte des Lebens van Friedrich Hölderlin:
Und voll mit wilden Rosen
Ins heilignüchterne Wasser.
Weh mir, wo nehm' ich, wenn
Es Winter ist, die Blumen, und wo
Sprachlos und kalt, im Winde
Een wereldwijd gedicht, dat steeds weer als grondslag voor moderne poëzie wordt aangehaald. Het is tegelijkertijd concreet en symbolisch, het zegt wat er in normale herfst en winter is te zien en te horen, het suggereert wat dat voor dichter en lezer heeft te betekenen.
Liefst 225 NRC-ers reageerden onstuimig, wat Komrij op het idee bracht een soort college in boekvorm te geven:
De muze in het kolenhok. Over een gedicht van Hölderlin (1983), waarin als lesmateriaal zes extra vertalingen werden opgenomen. Nu kunnen daar op zijn minst nog twee aan worden toegevoegd, die van Albert Verwey (1920) en Ad den Besten (1988):
In het heilignuchtere water.
Weemij, waar neem ik, wanneer
Het wintert, de bloemen en waar
Spraakloos en koud, de vanen
| |
Halverwege het leven
Metrijpe peren neigt zich
in 't heilignuchtere water.
het winter wordt, de bloemen, en waar
zwijgend en koud, in de wind
| |
| |
Vergelijk:
Met gele peren. Met rijpe peren.
In Komrij's college, waaraan ook A. den Besten deelnam volgens het omslag, zit ook een inzender die rijp in plaats van geel overweegt:
Doe je er goed aan, als je niet van gele peren houdt (ik bedoel van de klank en de sfeer van deze Nederlandse woorden), om dan maar bijv. rijpe vruchten te vertalen en zo misschien de gele peren te ontnemen aan iemand die dat juist wel mooi gevonden zouhebben?
Professor:
Nee, daar doe je nietgoed aan.
Ik, die nog altijd dokter moet worden, geef hem gelijk. Wat voor gevoelswaarden, associaties de kleur en de vrucht ook samen blijken op te roepen - ondichterlijk plat, onromantisch, afknapper, lichtelijk obsceen, volgens protesterende lezers - binnen de herf stige context heeft het concrete geel de grootste zichtbare uitstraling, dus stap je over je eventuele, persoonlijke, woordaffectie heen.
Alsof rijpe peren je trouwens ook niet even op andere gedachten kan brengen.
Die gedachten doen hier in het geheel niet ter zake: geel is geel en rijp is groen, dus, Gerrit, niet doen. Spraakloos - en maak er gerust sprakeloos van, de toonloze e is langzamerhand te stom voor woorden of zwijgen geworden - is iets wezenlijks anders dan zwijgend, ook verworpen in het college. Om dezelfde reden: zwijgend is één van de vele betekenisaspecten van sprakeloos, zoals rijp dat van geel is. Woorden in poëzie zijn een glanzende kiemcel, aldus rector magnifiais Vestdijk, glanzend vanwege de uitstraling, kiemcel vanwege alle kanten die het woord nog uit kan.
Rijp en zwijgend vullen een programma in dat niet vast ligt, leggen het uit vóór het goed en wel begonnen is.
Het verdichte leven in de kiemcel zit ook in de betrekking Wind... klirren... Fahnen.
Wat zijn dat voor vanen? Windvanen leert het Duits, weerhanen. Een vertaalfout is dus gemakkelijk te maken. Voor je het weet wapperen er vlaggen om je oren. Leve Verwey! Duik niet, doop!
Betekent dat nu een gedwongen keuze voor weerhanen? Poëzie vertalen betekent oog hebben voor horizontalen en verticalen. Horizontaal gaat gemakkelijk: woord nawoord, daling na heffing na enzovoorts. Verticaal zorgt voor rijmdwang maar met een beetje vakmanschap en wat gegoochel los je dat wel op. Het is die andere verticaliteit die inzicht vergt: een woord boven een ander woord in de typografie, ze krijgen te maken met elkaar als de dichter dat wil; of een woord dat zich uitzaait door de hele tekst heen, het lijf van poëzie, proza heeft dat niet. Hier, in de laatste twee regels, staan Winde en Fahnen onder elkaar. Dit verband legt Hölderlin ook elders in zijn werk. Komrij noemt een plaats uit Hyperion om uit te leggen wat Fahne betekent.
Maar er is een veel duidelijker plaats:
Im Winde aber oben stille/Krähet die Fahne.
door Den Besten vertaald met:
maar stil in de wind daarboven/kraait soms de weerhaan.
Een vertaling dient niet uit te leggen, moet korte metten maken:
in de wind daar boven stil kraait de vaan.
Even kijken wat de tweetalige Michael Hamburger doet:
but up above in the wind silently crows the weathercrock
en dat valt niet mee voor een hoogleraar modern poetry.
Zo is tot driemaal toe de oorspronkelijke tekst verraden. Hoe verantwoordt men dat?
In zijn bloemlezing Friedrich Hölderlin. Gedichten, een prachtuitgave van 500 biz. poëzie in Duits en Nederlands, inmiddels bekroond, staat dat te lezen. Den Besten vertelt de ontstaansgeschiedenis van de vertaling, de lijdensweg: tien jaar geleden zou
| |
| |
hij nog zijn hoofd van nee hebben geschud, zeker in een poëtisch klimaat dat werd bepaald door een welbewuste anti-poëzie.
Wie, wat, hoe, waar zou daar mee bedoeld zijn, maar nee... In 1984 foogde dokter naar een Hölderlincongres en in de trein begon het. Van dat ogenblik af moet hij iets doen met degrotepoëtische liefde van zijn leven, wellicht, wellicht ook met de drang zich te bevrijden van een dichter die, metenkele andere groten van de wereldliteratuur, zijn eigen poëzie al heel lang ‘in de weg Staat’..
Tot in de puntjes zou hier een respectvol zwijgen passen, maar ik heb er geen zin in. Ooit al schreef ik over een afschuwelijk boek Poetry and Therapy, dat hier maar één remedie voor is: niet ziek worden.
Vertalen als therapie, het wordt er niet beter op. Het werk, aldus de inleider, moet zeer serieus worden genomen:
1) | Ik meen in elk geval dat de vertaler van een gedicht, wat zijn trouw aan de oorspronkelijke dichter betreft, niet streng genoeg met zichzelf kan omgaan
- zonder nochtans de hand aan zichzelf te slaan - |
Dat is, zoals alle trouw, een zaak van het hoogst morele belang en ze betreft |
- de zaak is vrouwelijk - |
ook de vormen van die dichter |
- mannelijk of vrouwelijk - |
|
2) | Een gedicht kan slechts met een gedicht worden vertaald... de poëzie van het originele gedicht wil ook in de andere taal poëzie worden.
- de dichter wil, de poëzie wil goddank nooit, het wil hoogstens wel eens lukken - |
|
Vooral de vorm zit Ad den Besten hoog:
in een land waar wij
geen spoor van een gymnasiale cultuur meer bezitten,
in een tijd waarin andere dichters
kennelijk geen ervaring hebben met slordig
in een andere taal overgezette gedichten
van eigen hand - ik wel, vandaar misschien
mijn grote gevoeligheid op dit punt,
in zo'n goddeloze wereld
kan men niet vormelijk genoeg te werk gaan.
Strofebouw, regellengte, rijm als het er is, metrum, alles moet worden overgenomen. Akkoord.
In de praktijk neemt de vertaler het niet zo nauw: hoor het ritme van Klirren die Fahnen in plaats van knersen de weerhanen.
Uitgerekend in de slotregel van het gedicht dat Den Besten zijn grootste kopzorgen geeft: wat moet de vertaler doen als het oorspronkelijke gedicht een latente of manifeste geestelijke stoornis verraadt?
Het gedicht is niet zonder huiveringle lezen, hij kan het gevoel niet van zich afzetten,
dat de dichter heeft geweten van het geestelijk desintegratieproces, dat zich in een deel van deze Nachtgesänge reeds duidelijk verraadt en waaruit op den duur wel tot een of andere vorm van krankzinnigheid moest worden geconcludeerd.
Als getuige wordt de psychiater Peters en zijn theorie van schizofasie erbij gehaald (never heard of, gelukkig).
De omslag in Hälfte des Lebens is een kwestie van herfst en winter, roes en ruis. Moet je ziek zijn om zo iets te schrij ven? Is Hölderlin gestoord omdat hij de vanen laat girsen in de wind? Houdt dat dan nooit op: Hölderlin voor gek verklaren met zijn poëzie als blijk daarvan?
Gelb, daar heb je het al, dat wordt je geel en groen voor ogen, dat moet genormaliseerd voor je gek wordt.
Hänget met een vierde naamval dat is te wild, dat moet statiger met neigt naar, anders gaat het over de schreef; probeer het eens met helt, mijn beste,
| |
| |
en je wordt weer gezond. Niet Hölderlin maar de vertaler lijkt hier rijp voor Meer en Bosch. Dat is zijn probleem, niet dat van de lezer, die in het antwoord op de dichter zijn pad niet gekruist wil zien door andermans lijdensweg.
Den Besten, die in vertaling en verantwoording voortdurend tussenbeide komt, ziet zich in Nederland als Hölderlins enige pleitbezorger. Op de eerste bladzij vertelt hij dus hoe hij op weg ging naar Heidelberg om duidelijk te maken dat deze grote Duitse dichter in Nederland vrijwel non-existent was. Dat wordt vastgesteld na Verwey's essay uit 1907, de kanttekeningen van Vestdijk, na Rodenko die hem de grondlegger van de moderne poëzie noemt (Vijftigers incluis), na gedichten van Lucebert, Hamelink, Faverey die als verwerkingen van Hölderlin beschouwd kunnen worden (in een poëtisch klimaat dat werd bepaald door een welbewust anti-poëzie...), na Komrij's college, na, het zij zo, een overzichtsartikel van R.B. te A. in De Gids. Geen bibliografie, geen verwijzing naarbuitenlandse vertalingen. Geen melding van Jan Kuijpers vertaling van In lieblicher bläue in New Foundland.
Eenmanswerk van een roepende in de woestijn, humanistisch en therapeutisch bewogen, zo moeten we de prachtuigave in.
Vergelijk:
Maar het is ook een lijden,
wanneer met zomersproeten
bedektis een mens, helemaal
met sproeten overdekt te zijn!
Maar dit is ook een lijden,
als met zomervlekken is bedekt
een mens, met vele vlekken
Dat doet de schone zon...
Het gaat om de stigmata: sproeten of vlekken. Wat doet de zon het meeste recht?
Kuijper kiest sproeten, Den Besten kiest vlekken. Sproeten, legt hij uit, is te laag bij de gronds, heeft met Lijden niets te maken. Vlekken wijst op bevlekking en schuld. En het Staat toch ook in het Duits: Sommerflecken!
Er Staat in poëzie nooit alleen maar wat er Staat, laat staan in een vertaling. Maar als iets eenmaal Staat met de kracht van de zon, blijf er dan af: sproeten. Sproeten is niet vrij vertaald, het heeft het zichtbare vuur van de oorsprong.
Zie de eerste strofe van Der Ister, ook zo'n lichame-lijk gedicht uit of vlak voor de tijd van de Umnachtung:
Ist durch die Knie gegangen,
Mag einer spüren das Waldgeschrei.
Wir singen aber vom Indus her
Das Schickliche wir gesucht,
Zum Nächsten einer greifen
Und kommen auf die andere Seite.
Hier aber wollen wir bauen.
Das Land. Wenn nämlich Kräuter wachsen
Im Sommer zu trinken die Tiere,
So gehn auch Menschen daran.
is in de knieen gezonken,
verlangt te horen de vogelroep.
| |
| |
Wij echter zingen van d'Indus af,
d'Alphaios, lang reeds hebben
wij onze lotsbestemming gezocht;
niet zonder vleugels vermag
een mens naar het naaste te reiken
en aan de andere kant te komen.
Hier echter willen wij bouwen.
Want stromen ontginnen het land.
Als namelijk kruiden daar groeien
des zomers, om te drinken,
dan trekken ook mensen daarheen.
Den Besten legt uit, in godsnaam, legt uit dat in Hölderlins Zwabische taaleigen Vogelgeschrei eenvoudig vogelgezang betekent. Dat wil ik geloven. Maar betekent Waldgeschrei ook Vogelgeschrei, is Wald identiek aan de vogels?
Dat wil ik niet geloven. De vertaling is poep.
Den Besten legt uit en legt uit dat het woord schicklich meer dan eens bij Hölderlin een betekenisrelatie onderhoudt met Schicksal (nee maar!), derhalve: gezocht wat passend is in het door het lot bepaalde goddelijk wereldontwerp...lotsbestemming, mijn god het is beschikt.
Michael Hamburger: what is fitting.
Den Besten legt níet uit: machen urbar wordt ontginnen en dat doen die stromen juist niet. Ze maken het land rijp (groen) om ontgonnen te worden, arable vertaalt Hamburger. De moed zinkt ons in de knieën, wat een beproeving.
Elke kans op een genuflectie of een andere wijze van door de knieën gaan is wegvertaald.
Begerig naar meer? Nee verlangend!
Ik laat het ritme, de regellengte, de vorm kortom, nu buiten beschouwing. Ga maar na: er klopt niets van in de vertaling. Dat is een hard oordeel over de prijswinnaar.
Toen het nog niet zo ver was, schreef ik een stuk voor De Groene en het werd niet genomen. Nu, een jaar later, ben ik geenszins wijzer geworden, wel een stuk droever, ik yank er op los. Al het harde werken van Den Besten ten spijt, zijn noten bij elk gedicht om de samenhang in het werk te demonstreren... de onuitputtelijke bron van de tot het laatst geestrijke dichter die Hölderlin is, verschaalt in het diets.
Deze regressieve manier van vertalen - Den Besten verdedigt archaisch - deze regressieve manier van vertalen geeft Hölderlin niet de verschuldigde eer en zijn plaatsbewijs in onze poëzie: een Nederlands gedicht dat op eigen benen kan staan.
Kan het ook anders vertalen?
Ik kies voor André du Bouchet, die in zijn lezing Hölderlin aujourd'hui (1970) van Hölderlins en eigen vreemdtaligheid een uitgangspunt maakt. Ik vertaal:
‘Ein Zeichen... deutungslos... woord van de breuk, zoals dwars door de geërfde taal heen die ieder van ons bezit, het onmiddellijkgegeven punt van de on-derbreking, van de onteigening van buitenaf - van deze onteigening op grond waarvan de buitenwereld zich ten snelste manifesteert. Ein Zeichen... deutungslos: een teken als verstoken van zin... Dat wordt gezegd - op grond van wat duister blijft op het eerste gezicht - in al onze talen, als een dergelijk woord aan het licht komt, en laat zich, een fractie van een ogenblik verstaan.
Woord van vreemdeling, ja - van wie, gekomen van elders, slecht spreekt, of beter niet zoals voorgeschreven de taal gebruikt die de zijne zou moeten zijn, de ware taal...’
Eén van die breukwoorden die Du Bouchet noemt is Waldgeschrei, een woord als een sproet.
De Franse vertaling van de ode aan de Donau:
A travers nos genoux accomplie,
| |
| |
Se devine le vacarme dans la forêt.
Nul, sans ailes, n'a le pouvoir
De saisir ce qui est proche,
Mais nous voulons ici même bêcher.
Car des fleuves vouent cette terre
Au labour. Oui, lorsque l'herbe pousse,
Et que viennent à leurs bords,
Pour boire, les bêtes en été
Viennent aussi des hommes.
Arrive: |
aankomen, op de rive = oever |
Avides: |
verlangend en avis = vogel, in samenhang met ohne Schwingen |
A travers nos genoux: de knieval |
Se devine: |
laat zich raden, maar ook divine = goddelijk |
Vacarme: |
meer dan roep, meer dan vogel |
Lieu: |
de voorbeschikte plaats, met hoofdletter dé Plaats waar het om gaat |
Labour: |
het ploegen, nog een schepje concreter dan urbar, arable. |
Tijdens een samenspraak (december 1983) over André du Bouchet, hield Hölderlin-specialist Bernard Böschenstein een lezing met voorbeelden over de vertalingen uit het Duits van de gloednieuwe winnaar van de nationale poëzieprijs.
Hij is zeer te spreken over: door nog concreter te zijn dan het origineel, bewijst Du Bouchet Hölderlin en zijn Franse - en zijn Nederlandse - lezers een eredienst. Twee eeuwen na dato Staat die poëzie nog in vlam. Woorden waar het om gaat staan er als in hun eerste begin.
Du Bouchet:
‘En dit verstaanbare woord, vrij van elke betekenis, dit vreemde woord dat, gaandeweg, zich alleen laat verstaan als een geluid op afstand, geluid dat precies de afstand bepaalt, geruis, knersend van dezelfde dichtheid - vooral als ik, zoals voorkomt, sprakeloos blijf- dit woord dat tot verzadigingstoe verwart, zich voordoet als een inbreuk op de betekenis...’
Geen beter leermeester dan Hölderlin zelf. Zijn vertalingen van de klassieken, vol inbreuk op de gangbare betekenis, zijn van revolutionaire kracht. Sophocles niet intact laten, maar diens in de de loop der eeuwen tot gemeengoed geworden taaleigen verharden tot hun oorspronkelijke zegging weer werkt.
Wie zo vertaalt wordt voor gek verklaard. Goethe en Schiller Schieten in de lach als zij Hölderlins Antigone in handen krijgen. En geeft de geschiedenis ze niet gelijk...
Eén dichtende gek roept meer vragen op dan twee wijze confraters ooit beantwoorden konden.
Zo stoten we op net allereerste woord van de Antigone-vertaling, door tijdgenoten als belachelijk veroordeeld.
Ω ϰοινον αυταδελφον Ισμηνησ καρα
Das ist: O gemeenschappelijk, zelfde zuster, van Ismene lief.
Of wel: o dubbelendwars dezelfde, lief hoofd van Ismene.
Bertus van Lier:
O lotverwante Ismene, dierbaar zuster-hoofd
E. de Waele:
Ismene, mijn bloedeigen zuster-lief
Hölderlin:
Gemeinsamschwesterliches! O Ismenes Haupt!
Eenenalzusterlijk! Welke vakbroeder kijkt daar gek van op?
| |
| |
Het leerzaamste voorbeeld voor vertalers is Hölderlins eerherstel van vers 19.
In het Grieks staat daar letterlijk:
wat is er, het is het is duidelijk dat je een idee rood verft
Maar dat werd door de Grieken alleen figuurlijk verstaan:
je zit ergens mee in.
Drie Nederlandse vertalers kiezen ervoor:
Van Lier: |
Wat is er? Want uw stem klinkt duid'lijk ongerust |
Hawinkels: |
Wat is er dan? Zo te zien kost het je moeite mij te zeggen wat je dwars zit. |
De Waele: |
Wat is 't? Want blijkbaar tobt gij over iets |
Nu Hölderlin: |
Was ist's, du scheinst ein rothes Wort zu färben? |
Lees dat en herlees dat. Maak een knieval en een reeks kniebuigingen tot je erbij neervalt. Duik erin. Laat je niet dopen.
Hier heb je te maken met het wezen van de poëzie, hier wordt vooruit vertaald in plaats van achteruit. Terugkeren naar de oorspronkelijk betekenis, het letterlijke kleuren van een woord.
Niets hoef je te begrijpen. Je hoeft alleen maar te zien en dat lichamelijk op je in te laten werken.
Wat is er? Je schijnt een rood woord in te kleuren?
Laat je Den Bestens hun gang gaan, Goethe en Schiller hun zegjes doen, dan was er nooit een woord rood gekleurd. Dan was een Zeichen... deutungslos in kleurloosheid verfletst.
Geel van peren. Rood van woorden.
Daarvan moeten we het hebben.
|
|