Hilarische melancholie
Stefan Hertmans
Met Pour en finir avec le genre humain heeft Anne Garreta een enerzijds naïeve, anderzijds zeer gesofistikeerde dialoog van 150 bladzijden geschreven, die op meer dan één manier de lezer intrigeert zolang hij leest; eens het boek uit, blijkt ook de betovering voorbij, de vraagstelling opgepompt, theatraal en hier en daar zo triviaal, dat het bezwaarlijk anders dan als een vlijmscherpe parodie op het doemdenken kan worden beschouwd. Garreta staat al langer bekend als een virtuoze in het schrijven van dialogen: zolang ze beet heeft, laat ze je niet los; het effect is voor haar schriftuur van het hoogste belang.
Twee minnaars converseren deze 150 pagina's door, wellicht in bed liggend, van de hak op de tak, maar in motivische spiralen: de grote ecologische, ideologische en etnische problemen van de huidige wereld passeren in steeds andere bewegingen de revue. Hongersnood, corruptie, het goeroe-effect van de moderne geneeskunde, euthanasie, het probleem van de Poolse kinderen, glasnost (deguelasnost, zegt Garreta), de kinderporno van Unicef, Tsjernobyl,... het maakt niet uit waarover deze twee het hebben, de door de man onderbroken monologen van de vrouw draaien steeds weer uit op cynische, shockerende en zelfs macabere uitspraken.
- Des médecins, c'est toujours mieux que des missionaires, ne croyez-vous pas, mon ange?
- Cela se discute. A choisir entre la Compagnie de Jésus et la Compagnie du facteur Rhésus, je me sens Ulysse pris entre Charybde et Scylla, ou encore, âne de Buridan ânonnant des syllogismes entre un seau de flotte putride et un picotin d'avoine au napalm. C'est la même ritournelle de toute façon: sauvez les âmes! sauvez les corps! (p. 100)
De gedocumenteerde dialoog is uiteraard niet Garreta's waarmerk. Bijna elke Franse roman wemelt van de uitvoerige dialogen met bespiegelingen, morele chicanes, filosofische uitweidingen. Maar het boeiende ligt erin dat Garreta volstrekt amoreel, scabreus en macaber al die waarden en bespiegelingen ridiculiseert, en toch ook laat verstaan dat het haar ergens, diep onder de grens van haar spot en ironie, nog altijd bijzonder bezighoudt, ja zelfs pijn doet. Haar ironie is alleen maar de garantie voor de oprechtheid van haar melancholie:
J'ai honte, mais il me semble bien qu'il y a au dedans de moi quelque chose comme une fibre, très vibratile, qui s'efforce à la vertu, à la morale même... Elle fait mon malheur. (p. 102)
Ook de filosofen passeren de revue: de mol-filosofen (les philotaupes) die blindweg metafysische gangen graven, en de over molshopen scherende filosofen (les rases-mottes) die overal hun graantje van de door de gravers opgeworpen substantie meepikken. Er blijft de orerende vrouw niet veel anders over dan ‘en finir avec le genre humain’, hoe geschokt haar Toscaanse vriend met USA-sympathieën ook is: ze blijkt een ‘decadente’, typische Westeuropese intellectueel, die niet al te gauw meer voor al die grote hoopvolle projecten te winnen is. Het lijkt er sterk op dat Garreta erg haar best doet om de door Foucault en Derrida gepostuleerde uitspraken over het einde van het humanisme te ecologiseren, te dramatiseren, weer tot een onoverzichtelijke hoop anekdotes om te buigen, - kortom, het trivialer te maken dan het bedoeld is, het op die manier te ironiseren, maar ook er de tragische onoplosbaarheid van aan te tonen.
Er blijft de vrouw, vindt de geschokte vriend, niet veel anders over dan het testament van de mensheid op te stellen, - of althans een ontwerp daartoe.