Roman of ochtendblad
Bart Vervaeck
Brandglas, het debuut van Henk Figee, vertelt het verhaal van Simon van Wouden, een twintigjarige conservatoriumstudent die gedagvaard wordt. Toen hij twaalf jaar was, zag hij hoe zijn vriendje Peter omkwam in de vlammen. Misschien had hij hem kunnen redden, en is hij niet zozeer getuige als wel schuldige. De rechtzaak wordt niet behandeld in de roman: eigenlijk is Simon zijn eigen rechter en beul, want zijn schuldbesef verknoeit zijn hele leven.
Van in het begin is het duidelijk dat deze korte roman aansluit bij de hang naar eenvoudig en bijna journalistiek proza dat heel wat recente Nederlandse debuten kenmerkt. Ik hou daar niet van, want eenvoud wordt hier meestal verward met clichés, herhalingen en parafrases. Alles moet worden uitgelegd en nog eens uitgelegd, alsof de lezer geen hersenen heeft en alle suggestiviteit uit den boze is. Alsof een roman een ochtendkrant is. De symboliek is zo nadrukkelijk dat hij irriteert, vooral in de scene waar Simon ongewild een pop in brand steekt terwijl zijn vroegere vriendin toekijkt (pp. 96-97). Of in het opruimen van zijn kamer nadat hij de dagvaarding heeft ontvangen - een overgangsritueel, natuurlijk:
Een halfuur later keek Simon zijn kamer rond alsof hij een bezoeker in een vreemde ruimte was. Het opruimen had hem goed gedaan. De handelingen hadden iets van afsluiten, maar tegelijkertijd ook iets van een onbestemd begin. (p. 8)
Beelden en vergelijkingen vervallen tot clichés (die zijn zoveel eenvoudiger). Op bladzijde 7 krijgt Simon ‘het gevoel dat hij nooit meer boven zou komen’, op bladzijde 8 ‘het merkwaardige gevoel weg te gaan zonder te weten waar naar toe’. Radeloosheid en vervreemding, leegte en eenzaamheid - originele thema's in een originele verpakking. En dan de pathos die nooit ver weg is:
Ik heb je tot verhaalfiguur gemaakt, je geleidelijk gemanoeuvreerd in de rol van toeschouwer van mijn fantasieën en verschrikkelijke herinneringen. Maar waar jouw rol uitgespeeld is, ga ik verder. Ik weet nu dat het geen zin heeft alsmaar terug te vallen in de brandende jaren van toen. We moeten het verleden vergeten en begraven. (p. 99)
Dit is hol en opgeblazen, much ado about nothing. Er zijn slechts enkele passages die meer zijn dan het breedlopend etaleren van armtierige clichés. Zo bijvoorbeeld de beschrijving van de moederfiguur, en vooral van haar verblijf in het sanatorium (pp. 51-59). Voor de rest is dit boek een mislukking.
Henk Figee, Brandglas. Amsterdam: Contact, 1987.