konijneschedel, vlinders (...). In een hoekje van hun jongenskamer vormen de kadavertjes een pracht van een stilleven.’ (G.d., p. 16). Het is Dekkers hierbij in eerste instantie te doen om de isolering en de ordening van zoiets ‘levends’ als een dier, al is het dan soms dood, binnen de omlijsting van de kunstmatige wereld van de mens. Zo getuigt een opgeprikte boktor van het ‘speldenkerkhof met zijn kadaverdiscipline’, terwijl vier lijkjes van diverse aard in een luciferdoosje, ‘bien étonnés de se trouver ensemble’ van een indringende schoonheid worden. Als innige natuurliefhebber tolereert Dekkers deze resultaten van verzamelwoede zonder verpinken, maar de smakeloze inlijstingen van vlinders die door menselijk eigendomsrecht hun identiteit moeten prijsgeven, lokken uitroeptekens en imperatieven in zijn frases. Hoewel hij het niet altijd kan laten, is het moraliseren nooit zijn bedoeling.
Wat dan wel? 1. Het genot en de verwondering die Dekkers op de grens van schoonheid en sterven ervaart, drijven zijn passionele relatie met wat dood nog levend is, wat dood nog communiceert. 2. De symboliek van dergelijke beschouwingen, de metafoor waarin de hier besproken teksten ongetwijfeld staan, intrigeren de mens: ‘de chaos van het leven voorgoed vervangen door de orde van de dood’ (G.d., p. 29). Dekkers illustreert dat vooral aan de klasse ‘gekorven diertjes’ (oudere benaming voor insekten) die met hun uitwendig skelet, dat ook na het intreden van de dood intact en onaangeraakt blijft voortbestaan, getuigen dat het leven niet alleen grenst aan de dood, maar dat het er bovendien zijn uiteindelijke vervolmaking in vindt. Dode insekten lijken in niets op een memento mori, er kan slechts van een pijnloze gedaanteverwisseling sprake zijn: ‘Misschien moet je een insekt zijn om de dood te nemen als dat wat ze is: na larve, pop en imago een vierde stadium (...) iets holler dan het voorgaande en minder beweeglijk, maar (...) in schoonheid vervolmaakt’ (G.d., p. 17) Met dát kijken naar binnen, dat analyseren van levensgrenzen, veegt Midas Dekkers in één klap vele speculatie omtrent dit moderne taboe onder tafel. Alleen de inwendige organen, die toch overbodig zijn geworden, vergaan. Met de vorm van het insektenlijf wordt ook de geest in stand gehouden: een doodsbezwering die het dier zo eigen is, vindt Dekkers, dat het alleen met dat ultieme mummie-bestaan voor ogen aan de natuur ontsproten lijkt.
In Mummies exploreert Midas Dekkers nog verder dit schemerland tussen dood nog levend en levend dood zijn. De gemummificeerde hagedis in zijn werkkamer vormt het summum van de eerder in Gekorven diertjes ontwikkelde idee:
‘Hier straalt de oerhagedis de rust uit van iemand die zijn doel heeft bereikt. De onnatuurlijke knik in de staart, het verwrongen koppie en het ontbreken van een, te ver aangevreten, voetje kunnen dat slechts onderstrepen. Een mummie is geen restant, maar een toegift op wat een dier ooit was.’ (M., p. 8) Zo voleindigt de hagedis haar roerloosheid bij leven in de roerloosheid van de dood en bereikt hierin slechts haar volmaaktheid, haar voorbestemming. De dood, overwonnen door de dood. Het moet levensfilosofen van allerlei slag pisnijdig maken.
Daarmee raak ik ook Dekkers sterkste en essentieelste zijde aan in deze korte dieren- en doodsbeschouwingen: de link met de mens, met de al of niet religieuze incarnaties van het levenseinde. De auteur diept die nergens uit, maar zet accenten aan waar opgezette en/of (half)gemummificeerde krokodillen, vogels, bloemen, sprinkhanen, etc. daar aanleiding toe geven:
‘De mooiste mummies komen zelden in een museum terecht. Balsem is er niet aan te pas gekomen, noch doekengewikkel. De mooiste mummies ontstaan vanzelf. (...) Geholpen door droge lucht of zure grond kan het uitverkoren kadaver zich vervolgens tegen verdere vraat verzetten tot de huid zo goed als onaantastbaar is geworden. Soms komt het tijdens deze overwinning op de dood tot grote schoonheid.’ (M., p. 8)
Dat precies is wat zijn boekjes méér hebben dan je van natuurlijke historie verwacht. Opnieuw, aansluitend bij Kousbroek, zegt Dekkers over een